Bloc Party - Hymns
PIAS
Bloc Party, zal het ooit nog wat worden? Kele Okereke, die de helft van zijn band op straat gooide, beloofde al niet veel goeds. Toen het eerste voorsmaakje uit 'Hymns' dan ook nog eens uit de soundtrack van onze favoriete botsautokraamuitbater leek te komen, hadden we hen al bijna geklasseerd in het rijtje "indiebands die zichzelf hebben opgebrand". Maar kijk eens; 'Hymns' is uit en plots blijkt dat Kele de kracht van zijn eigen stem herontdekt heeft. Een triomfantelijke terugkeer naar de top is het niet, maar het had veel erger gekund. En dat is ook al wat waard.

Bepaald veel vertrouwen in Bloc Party versie zevenendertig hadden we niet meteen toen we de eerste single The Love Within te horen kregen. We weten sinds de soloplaten van frontman Kele Okereke dat de man een voorliefde heeft voor dancemuziek uit de jaren negentig, maar voor die marginale kermisjingle zou zelfs Pat Krimson zijn neus hebben opgetrokken. Een luisterbeurt of tien verder zijn we er nog steeds niet aan gewend.
Gelukkig is dat openingsnummer geenszins een referentie voor de andere songs die op 'Hymns' te horen zijn. Wie een glorieuze comeback verwacht van de intelligente, sfeervolle indierock van de eerste twee platen, komt echter bedrogen uit. Het is een heel ander Bloc Party dan de band die festivaltenten in de fik stak met splinterbommen als Banquet of Hunting For Witches.
Kele is ouder geworden en laat zijn demonen de vrije loop, maar zoekt tegelijkertijd de rust op. Helemaal nieuw is dat misschien ook niet; in het verleden kreeg de groep ons al stil met verlegen parels als SRXT of Biko. Nu doen ze dat fijntjes over met verrassend mooie songs als Exes of My True Name. Het sterke donkere gitaarslot van Only He Can Heal Me doet dan weer denken aan de melancholie op 'A Weekend in the City'.
Fortress bewijst dat Kele goed naar de platen van The XX geluisterd heeft; dezelfde duisternis, dezelfde ijle zang, die aantoont dat Kele op zijn best zingt als hij de hoge toonhoogtes opzoekt.
Het doet ons plezier om te horen dat Bloc Party de gitaren nog niet in de kast heeft gestoken, ze zijn alleen wat meer naar de achtergrond geschoven. Positief is dat ze vooral gebruikt worden om de songs een zekere tristesse mee te geven, wat het kermisgehalte, dat zo nu en dan om de hoek komt loeren, toch een beetje wegneemt.
Soms staat de technische spielerei, waar Kele duidelijk een voorliefde voor heeft, in de weg van directheid. Alsof Kele zich wil verstoppen achter experimentjes om te vermijden dat hij zich echt bloot moet geven. De momenten waarop hij toch scherper en puntiger uithaalt (Into The Earth, The Good News) zijn nochtans niet slecht te noemen.
De keyboardjingle in Virtue klinkt als het geluid dat je in slapstickfilms hoort, wanneer een man een vrouw in de borsten knijpt. Of neem nu Different Drugs, een heel sterk lied met een geduldige opbouw, die je doet verlangen naar meer, tot Kele in het slot plots als Alvin & The Chipmunks klinkt. De betere momenten uit 'Hymns' zijn de songs, die van alle franjes ontdaan zijn.
'Hymns' is niet helemaal een schot in de roos te noemen, maar in vergelijking met het lauwe 'Four', dat eigenlijk vis noch vlees was, durft Bloc Party hier wel keuzes te maken; de keuze voor een volle, warme sound bijvoorbeeld en de keuze om de sterke kanten van de band extra naar voren te schuiven zoals Kele's magistrale stem of het talent om op de meest onverwachte momenten de meest gevoelige gitaarsnaren aan te halen.
Terwijl Bloc Party jaren geleden nog opzwepende platen maakte, die je opzet op vrijdagavond net voor je de clubs opzoekt, hebben ze nu een plaat gemaakt voor wanneer je thuiskomt en je nog niet meteen wilt gaan slapen. Het is niet wat we verwacht hadden, maar - eerlijk is eerlijk - het is lang niet zo slecht als we gevreesd hadden.
Op zaterdag 5 maart speelt Bloc Party op [PIAS] Nites in La Madelaine samen met Oscar & The Wolf en Warhola.