Bokanté and Metropole Orkest - What Heat

GroundUP

What Heat

Een geslaagde cocktail komt tot stand met kleine maatbekers, de juiste mix van sappen, drank en specerijen en - niet zelden - een ferme scheut creativiteit. ‘What Heat’ van Bokanté is zo’n cocktail. Het is geen clash van culturen en muzikale idiomen, eerder een wonderlijke samenvloeiing; een blend waarin je bij elke slok nieuwe aroma’s ontdekt; een blijver die alle andere blijvers overtroeft. Sterker: een belangrijke plaat.

 

De man achter de bar? De onvermoeibare Michael League. Hij verovert niet alleen de wereld met Snarky Puppy. Hij is ook labelbaas van GroundUP en puzzelde het geluidsdesign ineen van David Crosby’s  superieure ‘Lighthouse’ en het binnenkort te verschijnen ‘Here If You Listen’. Als er dan nog tijd over is, verdiept hij zich in Turkse percussie of de oed, een luitachtig snaarinstrument uit (Noord-)Afrika en het Midden-Oosten.

Noodzakelijke bijscholing, want in Bokanté krijgt League gezelschap van topmuzikanten uit vijf landen en vier continenten. Tekenen present:  percussionisten Jamey Haddad, André Ferrari, Keita Ogawa en Weedie Braimah, Snarky Puppy-gitaristen Chris McQueen en Bob Lanzetti, pedalsteelgitarist Roosevelt Collier en helemaal centraal: Malika Tirolien, een fenomenale stem uit Guadeloupe. Samen zijn het negen unieke identiteiten die alle grenzen doen vervagen.

Daarmee is Leagues recept voor ‘What Heat’ nog niet af. De band maakte een tijdreis naar de roots van de blues in Afrika en de Arabische wereld. Ze brachten de beste elementen mee terug en mengden die met deltablues, Carraïbische muziek en wat-niet-al tot een ongehoorde mélange. De akoestische gitaararpeggio’s van McQueen en Lanzetti voegen westerse flair toe. En niet te vergeten: het Nederlandse Metropole Orkest tilt Bokanté helemaal de lucht in. Daarmee heeft de wereldband een dik jaar na zijn debuut al een meesterwerk in de portfolio.

Gelukkig trapt League niet in de valkuilen van de orkestbehandeling - net zo min als op ‘Sylva’, de Snarky Puppy-plaat waarmee hij een eerste Grammy Award schepte. ‘What Heat’ draait om sterke, eigenzinnige en explorerende songs, niet om symfonische grandeur. De groove van de band komt op de eerste plaats.

Die leunt dan aan tegen een stijlvol, orkestraal decor, nooit schreeuwerig, altijd to the point. Je merkt dat de arrangementen tot in de donkerste uithoekjes werden gepolijst. En toch zie je de schroeven en naden niet zitten. Mede een verdienste van dirigent Jules Buckley. Het Metropole Orkest wiegt, sust en raast in de achtergrond, tot het plots uitschiet en je enkele seconden lang van verstomming tegen de rugleuning drukt.

Het nauwst aan ons hart? Fanm (The Woman). Die song raakt ons dieper dan eender wat de voorbije maanden op de wereld werd losgelaten. Het hobbelende ritme, de diepe bas, de sissende en dreigende violen, het weefwerk van stemmen, de zachte drempel in het midden, de coda die wordt ingeleid door oed en verdergaat met een diepsnijdende solo op datzelfde instrument. Om tranen van te krijgen, zo mooi.

Nu is ons Guadeloups Creools niet bijster denderend, maar de teksten van Tirolien schijnen te focussen op de staat van de wereld. De titel Bod Lanme Pa Lwen laat zich vertalen als The Beach Is Not Far. Het standpunt van de zonneklopper of van een vluchteling op een gammele sloep? De laatste woorden van de plaat laten geen twijfel bestaan over Bokanté’s engagement: “Il est temps d’utiliser notre pouvoir / Maintenant.”

Eén ding is zeker: we zijn nog lang niet klaar met ‘What Heat’. Het is een belangrijke plaat. Omdat ze reflecteert over een wereld in brand. Omdat ze een afspiegeling is van onze gemengde samenleving. Omdat ze toont dat grenzen en genres ook maar artefacten zijn. We herhalen: een mooie, belangrijke plaat.

2 oktober 2018
Fabian Desmicht