Cass McCombs - Interior Live Oak
Domino
Even waren we Cass McCombs uit het oog verloren. Hoe jammer dat is, realiseren we ons eigenlijk nu pas weer, vier albums later.
Nochtans zat hij al van bij 'A', het debuut, op onze radar en zijn we hem trouw blijven volgen. Maar het leven neemt soms vreemde bochten en het feit dat Cass McCombs aan deze kant van de oceaan niet meteen een hoogvlieger is, zal daar wel mee te maken hebben. Nochtans zijn de prachtige, vaak ingetogen liedjes bijna stuk voor stuk de moeite waard.
Het zou de terugkeer naar Domino en het opnieuw beluisteren van het eigen vroege materiaal in 2024 (uitgebracht als 'Seed Cake On Leap Year') zijn, waarop hij zich voor dit album inspireerde. Vandaar ook dat hij met vroegere medewerkers als Jason Quever (gitaar, bas, keyboards, drums, cello) van Papercuts en oude vriend Chris Cohen (bas), met wie hij nog niet zo lang geleden een nummer schreef, terugkeerde naar de Bay Area, waar ook dat oude materiaal werd opgenomen. Verdere opnames gebeurden in New York met nog een keur aan muzikanten. McCombs zelf nam gitaar, bas, keyboards en harmonica voor zijn rekening naast uiteraard zang. Ook de productie hield hij zelf grotendeels in handen, hoewel Cohen en Quever onder meer genoteerd staan als co-producer bij bepaalde tracks.
Eén ding staat vast: je krijgt waar voor je geld. Zestien songs in zowat zeventig minuten, op vinyl verdeeld over vier kanten, waarvan er eigenlijk geen enkele teleurstelt. Ja, er zijn songs die eruit springen. En je krijgt er al met Priestess meteen eentje voorgeschoteld. Zo eentje die blijft hangen, die je 's nachts, als je in je bed ligt te piekeren, nog blijft horen. Zo staan er wel meer op deze plaat. Drie daarvan staan zelfs helemaal vooraan, want Peace en Missionary Bell zijn ook bijzonder aanstekelijk.Vooral die laatste is bloedmooi, ontdaan van alle overdaad, in alle eenvoud. Maar daar stopt het echt niet. Miss Mabee staat steviger op de poten, een beetje zoals het titelnummer (dat helemaal achteraan de plaat staat) met een meer gruizige gitaarsound, maar het is minstens even tintelend als de voorgangers.
Dat McCombs niet om een grapje verlegen zit, hebben wij ooit aan den lijve ondervonden, toen hij na een concert, bij gebrek aan meer songs, gewoon een mop kwam vertellen. Of ze grappig was, kunnen we ons niet eens meer herinneren, maar het tekent de man en zijn gevoel voor humor wel. Dat komt ook terug in een song als Who Removed The Cellar Door? dat dus ook echt daarover gaat. God (of de duivel) mag weten waarop hij zich daarvoor inspireerde, maar grappig is het wel, ook al lijkt de muziek eerder dramatisch, hetgeen de humor nog meer cachet geeft. Het verwondert dan ook helemaal niet dat hij even verder jodelt in het alweer bijzonder mooie, intens trage A Girl Named Dogie. De teksten balanceren vaak op de rand van het absurde (check I Never Dream About Trains erop na) en ook dat voegt toe aan de kwaliteit (en de humor) van deze plaat en bij uitbreiding zijn hele discografie.
Muzikaal wordt er van erg veel walletjes gegeten met een menu als resultaat, waarvan je kan blijven eten. Soms zijn het echt luisterliedjes, dan neigt het naar de poppy kant of klinkt er iets bluesy door in de muziek. Zo is het gemakkelijk om een plaat van bijna zeventig minuten uit te zitten.
Als dit al niet het beste album van Cass McCombs is, dan zit hij er toch heel erg dicht tegenaan. En o ja, Interior Live Oak is een soort boom, schijnt het, een quercus wislizeni. Eeuwig groen, net zoals dit album dat wel eens zou kunnen zijn.