Chelsea Light Moving - Chelsea Light Moving
Matador Records
Het lijkt er voorlopig op dat we leven in een post-Sonic-Youth-tijdperk. En dat zeggen we niet om u een rad voor de ogen te draaien. Want eerlijk gezegd, reden tot klagen hebben we niet. De enige opmerking, die we zouden kunnen maken, is dat we de stortvloed aan releases en projecten sinds de (voorlopige) split van SY niet verteerd krijgen. Maar het debuut van Chelsea Light Moving, Thurston Moore’s nieuwe band, proppen we er graag nog bij.

Sinds Moore in 2011 scheidde van Kim Gordon en het SY-huishouden uiteenviel, kregen we soloplaten van Moore en Ranaldo. Steve Shelley drumde onder meer op ‘Pre Language’ van Disappears en Moore en Gordon gingen de experimentele toer op met Yoko Ono. Maar ook het genie van de avantgardejazz John Zorn en de blackmetalband Twilight gingen met Moore in zee.
Een goede balans tussen tomeloos experiment en vakmanschap als rockschrijver is altijd een van Moore’s forte’s geweest. En ook nu, want de doorsnee SY-fan zit misschien niet te wachten op het gekweel van Lennons weduwe, maar krijgt met ‘Chelsea Light Moving’ wel een plaat voorgeschoteld die qua sound aanschurkt tegen zijn dierbare noiseband op rust.
‘Chelsea Light Moving’ verwarren voor pakweg ‘The Eternal’ (SY, 2009), dat kan dan weer niet. De dynamiek, die ook bij Moore’s nieuwe band zeker aanwezig is, is gewoon niet dezelfde. Gitaarcapriolen zijn legio, maar niet zelden ruiken ze naar de jaren negentig (Heavenmetal, Empire Of Time, Groovy & Linda), toen bands als Polvo en Pavement, zelf SY-volgelingen, de mathrock definieerden. Behalve Moore speelt ook Keith Wood (Hush Arbors) gitaar. John Moloney (Sunburned Hand of the Man) drumt en Sarama Lubelski, die viool speelde op Moore’s soloalbums, bast.
Moore zelf, die op één nummer na de hele plaat schreef, is in een geïnspireerde, speelse bui. Hij laat de gitaarpartijen knetteren (Alighted neigt zelfs naar stonerrock), is inventief met zijn stem (let op de Mark E. Smith-achtige keelklanken in het zinderende Sleeping Where I Fall) en steekt zijn teksten vol verwijzingen naar de popcultuur.
“Hey Billy, what’s your cure for pain?”, zingt Moore in Burroughs tot de gelijknamige schrijver van de controversiële undergroundroman ‘Naked Lunch’ - een verwijzing naar Burroughs laatste woorden. In Frank O’Hara Hit heeft hij het over “Bobby Dylan booed of the stage”. En tijdens het stukje spoken word Mohawk vermeldt hij leeftijdsgenoot Darby Crash (1958-1980) en diens opvallende kapsel.
Met een getrouwe versie van Communist Eyes komt Crash op het einde van de plaat opnieuw in het vizier, want het nummer komt uit het debuut van The Germs (‘GI’, 1979), de L.A.-punkband van Crash en later Nirvana-lid Pat Smear. Thurston Moore en de zijnen hebben er duidelijk alles aan gedaan om ‘Chelsea Light Moving’ niet licht te laten vergeten. Enkel Lip, een punksong die te jeugdig en te banaal (“too fucking bad”) klinkt om geloofwaardig te zijn uit Moore’s mond, is een misser. Maar opnieuw, het zou verkeerd zijn om te klagen.