Comedy Of Errors - Fanfare & Fantasy

Eigen beheer

Wanneer albumtitels een belofte inhouden, dan weet je dat de inzet hoog is. Na hun sterke comebackplaat ‘Disobey’ (2011) hebben de progveteranen van Comedy Of Errors – de Schotse band gaat terug tot 1984 – hun ambities nog bijgesteld. ‘Fanfare & Fantasy’ is wat het zegt te zijn – niks pretenties, dus – en nog meer. Dit formidabele album verdient het label ‘Opgepast: verslavend’.

Fanfare & Fantasy



De begrippen ‘progrock’ en 'pretentieus’ werden door journalisten in het verleden nogal eens in dezelfde zin gebruikt. Meestal werd hiermee een ronduit valse indruk gewekt. Wie prog pretentieus noemt, heeft het nog altijd niet begrepen. Een goed progrockalbum geeft de luisteraar precies wat hij verwacht: geweldig vakmanschap, zowel in compositie als uitvoering. ‘Fanfare & Fantasy’ is zo’n plaat.

‘Disobey’ kende een moeilijke geboorte, maar de minisymfonieën bleken het wachten waard. En ook de nieuwe songs genieten van die klassieke invloeden. Met een aanzwellende intro sleept opener Fanfare for the Broken Hearted je het album binnen. We krijgen variaties op hetzelfde thema. De spanning wordt vakkundig opgebouwd met dynamische contrasten en retarderingen.

Over het broeierige ritme van Something She Said komen lekkere orgel- en gitaarpartijen te liggen. Na een prelude van gitaararpeggio’s krijgt In A Lifetime het ingetogener tempo van een ballad. Het verhalende karakter wordt onderstreept door zingende verteller Joe Cairney, wiens timbre doet denken aan Bart Schram van onze eigen M!ndgames. Gitarist Mark Spalding zet met een emosolo de kers op de taart.

Het wervelende Going For A Song lijkt een blauwdruk van een vroege Pendragon-song. Het is een knappe afwisseling van thema’s, die dankzij het virtuoze spel en de heldere mix coherent samenhangen. Over Merry Dance ligt een metalen glans in de lentezon te blinken – jaren tachtig neoprog revisited.

Zanger Cairney klinkt opnieuw op zijn Schrams in het verhalende The Cause. De sociaal-kritische boodschap effent het pad voor een uptempo refrein waarin Cairney – de stem nu in vitriool gedoopt – wild om zich heen slaat. De agressieve toon krijgt ook weerklank in de scherpe instrumentatie. De fanfare haalt het hier duidelijk van de fantasy.

Time’s Motet and Galliard is onvervalst neoklassiek. Of is het barock met een ironisch archaïserende toon? Dichter bij de klassieke bronnen komt men niet (in dit geval de zestiende-eeuwse songsmid Thomas Tallis): een inleidende koraal, daarna pijporgel en toms die klinken als pauken, en harmonische samenzang op de wijze van Gentle Giant. Een afsluitende koraal, deze keer ritmisch begeleid, bevestigt het statige karakter van dit bloedmooie stuk.

In de compacte ballad Remembrance riskeert Cairney zich in een hoger register en gaat hij in duet met Spalding. Na een intro op het hammondorgel snelt The Answer in crescendo naar het einde. Vette toetsen leggen de melodielijnen bloot; wat kan Johnston heerlijk soleren. Eén moment klinkt de band zelfs als Yes, tot het slotakkoord de melodische rijkdom nog een laatste keer in de verf zet.

Onnodig te zeggen dat wij maar geen genoeg krijgen van bevlogen progrock waar het spelplezier van afdruipt. Toetsenist Johnston heeft met ‘Fanfare & Fantasy’ zijn zitje in de eregalerij verdiend, net achter Wakeman, Emerson en Banks. Drummer Bruce Levick geeft deze muziek haar perfecte backbeat. IQ werkt aan een nieuwe studioplaat voor het najaar; benieuwd of de lads uit Southampton deze goddelijke komedie uit Glasgow kunnen evenaren.

19 juni 2013
Christoph Lintermans