Dan Sartain - Century Plaza
One Little Indian
Flamboyant en eigenwijs, zo kan de multigetalenteerde rock-’n-rolltroubadour Dan Sartain gerust omschreven worden. Sinds de millenniumwissel heeft de bezeten Nick Cave-cloon zo’n tien langspelers uitgebracht waarbij hij de grenzen van aanstootgevende bluesrock, punkpop en vooral ook rockabilly aftast. Met ‘Century Plaza’ verruimt hij zijn grenzen door de gitaar voornamelijk achter de deur te laten staan en met zware synths en grooveboxen een stevige knipoog te geven richting new wave.

Eerlijk is eerlijk. Van de duistere synths en trage elektrobeats waarvan synthpop en wave zo dankbaar gebruik maakte in de jaren tachtig, blijft een mysterieuze aantrekkingskracht uitgaan. Helaas is, zo’n drie decennia na de gloriedagen, het aantal mensen dat hier vatbaar voor is ongeveer gereduceerd tot het aantal dat deze muziek hardnekkig blijft maken. Dat om maar te stellen dat het uitermate moedig is voor een artiest als Dan Sartain om op je eentje met een batterij vintage elektronische apparaten een artistiek bestaan op te eisen.
Zonder verder vertoog. De persistente handenklapbeats van een ritmebox, diepe groovepulsen van een Casio en aanvullend glijdende sfeertoetsen die een popsong als Cabrini Green vergezellen, klinken echt hopeloos gedateerd. Niet dat frasen als “I sing a hallelujah song for you”, of “This is music for the people of the day”, veel verder geraken. De diep juichende kreten die het neurotisch doordrammen van de track proberen te vermenselijken, nemen het beeld van een eenzame artiest die op zijn zolderkamertje wat zit te prutsen, niet weg.
Ideeën, geluiden en songstructuren hebben duidelijk wat tijd en aandacht gekregen om naar elkaar toe te groeien, maar het eindresultaat blijft erg weinig afgewerkt en artificieel. Het zit er anders wel in. Het uptempo Black Party haalt bewust rommelritmen en een wat groezelige productie boven, alsook een veelvuldig mee te scanderen titel. Even lijkt de funeral party oprecht.
Over het algemeen klinken de acht songs op deze ep echter te mager, te gedateerd en te … eenmansproject. Een echte bas, live drums of gitaargroove zijn niet zomaar vervangbaar, zelfs niet in de new wavewereld. Het dissonante geklaag of de jankende, tegendraadse gitaarsolo in een wringend Sinking In The Shallow End telt even niet mee. Er ontbreken wat versnellingen, wat durf en punch, wat schenengeschop op deze erg cleane, brave plaat. Het op- en neerwandelend toetsenmotiefje, dat het afsluitende Feigning Ignorance drijft, spreekt voor zich: het klinkt even leuk, maar verhult in feite bloedarmoede. Misschien nog iets over dat psychedelisch gerommel als allerlaatste uitschieter … Of laat ook maar. Schoenmaker, blijf bij je leest.