Eric Prydz - Opus
Universal Music Group
Toegegeven, de Zweed Eric Prydz had wat opkuiswerk na zijn platcommerciële dansvertolking van Steve Winwood’s Valerie en zijn bijbehorende videoclip met halfnaakte aerobicsdanseressen. Hij heeft er in elk geval zijn tijd voor genomen. Meer dan een decennium later presenteert de producer zijn debuut aan de wereld. ‘Opus’ blijkt een dubbelalbum met zomaar eventjes negentien knallers van tracks die allen ijveren om de zomer in huis te halen, wereldwijd.

Niet dat Eric Prydz al die tijd heeft stil gezeten natuurlijk. Door zowel boven- als ondergronds te remixen, producerswerk te verrichten en samenwerkingsprojecten op te starten, mag de man nog steeds in één adem vernoemd worden met topacts als Calvin Harris, Avicii, Tiësto of David Guetta. En laat ‘Opus’ nu net een mengelmoes van die acts inhouden.
De idee is simpel: je bouwt een EDM- of trancenummer op uit een stuk of 8 lagen die je vanuit een eenvoudig begin, stap voor stap opbouwt om naar een overweldigende climax op te groeien. Daarvoor neem je een hapklaar synthesizermelodietje dat uit volle borst in grote stadia kan meegezongen worden, een knallende housebeat en mooi zwevende feeling-good regenboogkleuren. Hoe mechanisch deze vierkwartsformule ook klinkt, via de juiste vakkundige handen en klankbronnen zorgt dit steevast voor een brede glimlach of zelfs pure dansvloerextase. In het slechtste geval een extra ritje op de botsauto’s. Laat de inmiddels platgedraaide single, afsluiter en titeltrack van deze plaat daarvan een overduidelijk voorbeeld zijn: het nummer bestaat gewoonweg uit een elektropopstructuur met Moroder-synth die tergend traag op gang komt en steeds maar blijft versnellen tot een hoofdtollende dancetrack ontstaat, wat een gevoel van opperste euforie teweegbrengt.
Want met emoties spelen, dat is de grootste troef van deze generatie producers. Volle melodieën en ten top gepushete clubbeats geven een gevoel van enorme grandeur. Wanneer Prydz in deze zorgvuldig gerangschikte dubbelaar een track voorziet waarin de melodie wat onderkoeld en ondergronds blijft, zorgt hij voor een extra stamp op de gas of de bas of een flashy (disco)groove. Of meer nog, de Zweed laat een track als Som Sas meer dan drie minuten de adem inhouden om plots toch weer uit te pakken met zo’n in de hersenpan klevende melodie, die een hoge variant blijkt te zijn van een tune die al heel de tijd aanwezig bleek. Eenvoudig en efficiënt.
Verder houdt Eric Prydz goddank goed in de gaten om nooit helemaal over de top te gaan. Het vuurwerk knalt, maar de echte grote kleppers zijn allicht weggelegd voor liveshows voor duizenden enthousiaste ravers. De kracht is om spanning op te bouwen, en op juiste momenten te ontspannen in sierlijke melodieën, zonder echt helemaal voorspelbaar te worden. Laat het fijne kosmische buitenbeentje Sunset At Café Mambo dit ten volle bewijzen: lang zweeft het nummer in hoge ambientsferen om traag met een hemelse gloed te ontwaken en minutenlang op te klimmen naar een onwaarschijnlijke openbaring.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat kwatongen zich mateloos kunnen ergeren aan deze consumptiehouse en pingpongmuziek. Want het aantal BPM’s blijft inderdaad erg veilig en inwisselbaar en de eenvoud van die themamelodietjes waaraan de huidige generatie jongeren zich gretig vastgrijpt, is een terechte bron van ergernis voor wie wat meer gewoon is. Verder bieden de paar tracks waarin ondermeer Knife Pary’s Rob Swire (Breathe) of The Cut (Moody Mondays) achter de micro plaatsnemen, buiten een vette knip naar de dancepop van remixmeester Junkie XL, weinig meerwaarde.
Pro of contra computergebouwde liedjes met fijne melodietjes voor blonde grietjes en gin-tonics met gouden rietjes … het valt moeilijk te ontkennen dat ‘Opus’ in feite ‘Magnum Opus’ had mogen heten en Eric Prydz bij deze genoeg songs de lucht in slingert om een heel weekend Tomorrowland muzikaal te voeden. Wereldklasse, betekent zoiets