Foo Fighters - Echoes, Silence, Patience & Grace

RCA Records

Met alle lichtingen hippe bands van de laatste jaren lijkt het soms dat er van de grote namen uit het vorige decennium geen kruimel heel blijft. Maar zo nu en dan laat een band een heel ander beeld zien. Dat hoeft niet in de categorie “onkruid vergaat niet” te gebeuren: men kan ook zelf de vroegere tijdgenoten tot brokstukken vertrappen door met iets geheel nieuws te komen. Dat is ongeveer wat de Foo Fighters doen met hun allesbehalve traditionele nieuwe plaat.

Echoes, Silence, Patience & Grace



Bij het uitkomen van het vorige album – de dubbelaar ‘In Your Honor’ uit 2005 – kondigde de band uit Seattle aan meer akoestische invloeden te zullen verwerken in hun muziek. Dat was al te horen op het tweede deel van het album ‘Skin and Bones’ dat ook nog als apart album verscheen. We vroegen ons toen af of dat het einde van het vertrouwde elektrische geluid zou betekenen. Zouden we weer te maken krijgen met de zoveelste harde band die in een verkrampte zoektocht naar ‘iets anders!’ de weg voorgoed zou kwijtraken om ons vervolgens nog veertig jaar lang lastig te vallen met misbaksels van het ergste soort? Die vraag kwam dan ook onmiddelijk boven toen voorman Dave Grohl tijdens de opnamen middels een persbericht liet weten dat de muziek zich volgens hem in een aantal interessante richtingen bewoog.

Maar op ‘Echoes, Silence, Patience, Grace’ wordt wel duidelijk dat de Foo Fighters zeker niet verdwaald zijn. Sterker nog, hier is sprake van een verrijking van de muziek op creatief vlak. Het geluid van de band is veelzijdiger geworden zonder dat er schokkende koerswijzigingen hebben plaatsgevonden. De stevige rockliedjes met vrij lichte zang – waarmee de groep in de jaren negentig de wereld veroverde – vormen ook op het zesde studioalbum de kern. Maar daarnaast is er binnen de meeste nummers net wat meer variatie te ontdekken. Dat maakt  deze plaat wat avontuurlijker dan de oudere, overigens eveneens uitstekende, simpele rockalbums.

Voorbeeld van zo’n interessant nummer is Let it Die. Zonder ook maar een moment saai te worden kabbelt het stuk in het begin rustig voort. Opvallend is vooral de verfrissend tokkelende akoestische gitaar en de zacht aandoende melodie. Gaandeweg komt daar de vertrouwde rocksaus overheen en die neemt ons mee langs de gestroomlijnde weg van de evolutie in deze song. Het slot - een prachtige, onbeheerste schreeuw van Dave: “Why d’you have to go and let it die!!!” – vormt een echte climax.

De akoestische gitaar speelt een nog veel grotere rol in het instrumentale Ballad of the Beaconsfield Miners, een adembenemende vingeroefening voor wie het tracht na te spelen, maar zeker ook voor wie er als toehoorder door wordt omver geblazen. Hoe anders klinkt het instrument dan op het relaxte maar toch meeslepende Stranger Things Have Happened, een nummer dat misschien ook mooi gepast zou hebben op ‘Skin & Bones’ maar toch weer afwijkt doordat het stuk veel overtuigender klinkt, een van die zeldzame unplugged-ervaringen waarbij je slagwerk, bas en elektrische gitaar geen moment mist.

Er mag ook eens gezegd worden dat de zangvaardigheden van Grohl zich zeer positief hebben ontwikkeld. Behalve op eerder genoemde tracks is dat ook goed te horen op het slotnummer Home. Deze onvervalste piano-ballad roept directe associaties op met Edgar Winter door de licht romantische sfeer die het uitademt. Op dit album maken we kennis met de Foo Fighters in popuitrusting. Stateus, ook een nummer met veel piano, zou wat stijl betreft prima passen in het recente werk van Paul McCartney. Misschien door de af en toe hoge en speelse zang of wie weet ook wel door de jankende gitaar met echo die zo nu en dan komt aanwaaien. Wellicht zijn de twee laatstgenoemde nummers niet bijzonder opwindend, maar zij maken, samen met de energieke single The Pretender en het enigzins op heavy metal leunende Erase/Replace, de plaat wel een van de meest afwisselende die we de laatste jaren hoorden in gitaarland.

Misschien dat de hernieuwde samenwerking met producer Gil Norton – met wie de groep al eens ‘The Colour and the Shape' opnam – ook heeft bijgedragen aan dit mooie resultaat, maar hoofdzaak is dat deze band na al die jaren nog altijd zeer geïnspireerd is. Laat het een voorbeeld zijn voor al hun generatiegenoten.

8 november 2008
Tino Fella