Gaz Coombes - Matador
Hot Fruit Recordings
Die Engelsen toch. Ze kunnen het niet laten om Britse bandjes de hemel in te prijzen. The Guardian was net niet lyrisch over de nieuwe plaat van Gaz Coombes. Zelf zijn we iets gematigder, maar de voormalige Supergrasser zet wel een reuzenstap vooruit met deze tweede.

Het Supergrass ziet altijd een beetje groener aan de overkant (van het Kanaal). Dat is niet anders voor de tweede plaat van Gaz Coombes, die wij, ondanks die eerder matige eerste (in tegenstelling tot wat collega Bram Serpieters ervan vond), deze keer wel kunnen smaken. Maar wie zoekt naar gelijkenissen met de hoger genoemde Britpoppers is eraan voor de moeite. Gaz Coombes zoekt het allemaal wat grootser, wat breder en - vooral – wat gevoeliger dan zijn meer rockende groep.
En dat wordt al vrij snel duidelijk. “I’m an acrobat on the wire /…/ a giant leap in the dark”, luidt het in openingsnummer Buffalo, wat er toch op lijkt te wijzen dat hij de risico’s niet schuwt. En dat wordt dan kracht bijgezet met dat magnifieke refrein, waarin synths je meenemen richting orkestrale afmetingen. Maar het klopt wel en, gezien het tempo dan ook nog eens breekt, is de luisteraar ook verplicht om bij de pinken te zijn.
In 20/20 (en zowat de hele plaat) wordt Coombes bijgestaan door de elfenstemmen van Beverlei Brown en Faith Simpson, die de zang daardoor de illusie van een koor met voorzanger geeft. En het lijkt nog te werken ook. Coombes nam de plaat trouwens grotendeels in zijn eentje op in zijn thuisstudio en kreeg enkel hulp voor de drums. En voor die achtergrondzang dus.
Meer richting Britpop gaat het met The English Ruse. Noteer vooral het filmisch romantische interludium, dat de song lijkt af te breken, maar hem nadien enkel maar versterkt blijkt te hebben. In het verlengde van die song ligt Detroit, dat misschien nog een sterkere popsong is en ons muzikaal een beetje doet denken aan Pieter-Jan De Smets August, maar duidelijk persoonlijker en dieper gaat: “There’s panic in my heart / Oh and all the times I feel it just tearing me apart”.
Zachter (en misschien nog emotioneler) gaat het eraan toe in To The Wire. Coombes zingt duidelijk met het hart op de tong en laat de muziek die emoties ondersteunen. Het lijkt helemaal fout af te gaan lopen, maar uiteindelijk wacht er hoop: “A new life / A new new sound”. En hoe!
Het is trouwens lang niet altijd de gitaar die het haalt op deze plaat. De synthesizer heeft een prominente plaats op dit album. En wonderlijk genoeg raak je dat vrij snel gewend. Het titelnummer, dat trouwens niet eens anderhalve minuut duurt, is daarvan de exponent en sluit vastberaden af: “I’ll face the beast and fight like a matador”. Het komt dus vast nog goed met Gaz Coombes.
‘Matador’ is een prima album van een artiest, die zich niet de tanden stuk bijt op één genre en durft risico’s te nemen. Dat siert hem en maakt van hem een groter muzikant dan velen in hem nog hadden gezien nadat het Supergrass was platgereden.