Gentlemen Of Verona - Soundtrack To A Movie That Never Was
Statique Magique
Na vijf lange jaren zal PJ Harvey nog eens op Werchter optreden. Feest. Maar in dit frietenlandje hebben we inmiddels niet stilgezeten. De uit de as verrezen Gentlemen Of Verona spreekt nog in termen als "garagerock" of "soundtrack", maar heeft met zijn nieuwe plaat in feite besloten in haar voetsporen te treden en schuift Debby Termonia vooruit als de Belgische PJ Harvey.

Want laten we duidelijk zijn: Gentlemen Of Verona is anno 2016 gestript tot een trio, maar al vanaf de bizarre openingszin, een toefluisterend koeterwaals als “I wonder what that is about true making this sound / holding this day, screaming too loud”, is het duidelijk dat het hier om een songwriterproject gaat van een sterke leading lady. Miss Termonia mompelt en neuriet, spreekt gedachten uit of houdt ze heimelijk achter, grolt, kirt en schuurt, naar analogie met haar Britse voorbeeld.
Vergeet dus de misleidende titel van dit album of de nooit gebruikte erotiekbeelden uit de jaren zestig, die uitbeelden hoe topless kan gedanst worden op een overigens moeilijk dansbaar Dance Skills Are Easy (Nod Your Head) – tenzij je de Bobby Ewing-remix neemt. Niemand minder dan de legendarische Bad Seed Warren Ellis, gespecialiseerd in soundtracks en toneelmuziek, heeft de band onder de arm genomen, maar van sfeercreatie of dromerige muziek is totaal geen sprake, de instrumentale spaghettiwestern-outro buiten beschouwing gelaten.
Wat dan wel? Deze ‘Soundtrack To A Movie That Never Was’ is een poprockplaat die heerlijk rauw schuurt, vol scherpe kantjes. Het is een album vol suggesties waarin je aanvankelijk moeilijk binnenraakt en die nooit echt het achterste van haar tong laat zien. Acht sneaky songs lang houdt het trio zich in, om telkens venijnig open te barsten en uit te halen. Er zit een groezelig, duister kantje aan deze schijf. Gitaren raspen en schuren, opvallend droog drumwerk is weggeplukt uit een kale lofi-plaat en de stem van PJ – eeeuh – Debby komt wat sinister en hees over.
Onder dat ruwe oppervlak zit een goed verborgen schoonheid. Eentje waarin dubbelzang schittert in een psychedelisch rockend Travel Light met zijn spookgeluidjes en neerdalende toetsenwandeling. Of waarin een rammelend Mr Manson knipoogt naar experimentele wavepunk uit de jaren tachtig. Het onverwijlde hoogtepunt is echter topper Gabriël; een magnum opus dat heimelijk toefluisterend aanvangt in een intieme akoestische setting vol weerspannigheid. Maar de song groeit op tot een overdonderend, bombastisch geheel van stevige noise en een tierende zang vol kracht en emotie, om nadien opnieuw erg schemerig en intiem uit te sterven.
Je moet er tegen bestand zijn, tegen die typerende, hoog smekende zang, die altijd tegen de kantjes van haar bereik aan schuurt; of tegen die rauwe, vintage gitaren en vlakke drums die partijen vol subtiele finesse vermommen; of tegen de eigenzinnigheid van deze plaat die je pas na herhaaldelijke luisterbeurten kan doorgronden. Maar jongens, wat een indrukwekkend werk is dit. Of toch niet?