Gods Monkey - Slow Hunch
Eigen beheer
De aap uithangen. Je doet het niet ongestraft en al helemaal niet in het aanschijn van God zelf. Zo lijkt het wel als je de geschiedenis van deze Eindhovense rockband leest. Maar geen nood: de aap grijnst altijd het hardst!

Drie jaar zitten er tussen deze ‘Slow Hunch’ en de debuutplaat ‘Room For A Pony’. Die plaat kreeg veel lovende kritieken van o.a. StonerHive, Aardschok en 3voor12 en die resulteerden in een heftige periode vol liveshows. Toch duurde het lang voor deze opvolger er kwam en dat had zo zijn redenen.
In 2012 verliet bassist Wannes Coolen de band en een opvolger vinden bleek niet eenvoudig. In die mate zelfs dat de band op een bepaald moment besloot om zonder bassist aan de volgende plaat te beginnen. Net dan kruiste Ronald Herregraven het pad van de overgebleven drie. Met hem voelde het goed aan, maar het noodlot sloeg toe in de vorm van een agressieve kanker en Herregraven overleed.
De positieve vibe; die met Herregraven ontstond, was echter een vertrekpunt om toch verder te gaan. En Marc Lemmen (o.a. Miners Of Muzo) mocht de baslijnen inspelen. Het klikte zo goed dat Lemmen bleef en dat was nodig. Want als er één ding is dat de rock van Gods Monkey voortstuwt is het de groove die opgewekt wordt door de ritmesectie.
Bij opener Twister denken we meteen aan Triggerfinger. Maar al snel blijkt dat het nog steeds lastig is om Gods Monkey neer te pinnen op één invloed. Want in Steal zijn het vooral de gierende gitaren en het opvallende keelgeluid van Stephan van de Kimmenade die opvallen.
Grootste kanshebber op succes is Paramount. Deze stonerrocker laat de blues toe en is geweldig slim opgebouwd: de grienende gitaar van Dobbelsteen krijgt gezelschap van een vervormde, golvende gitaarklank om dan plots open te breken in een nekbrekende groove. Dan wordt plots de rem weer ingetrapt, de versnelling terug in één gezet om daarna weer het gaspedaal tot tegen de plank te duwen waardoor de banden smeulen.
Met Grin kiest de band resoluut voor de snelweg terwijl Fruits eerder voor het avontuur kiest. Zeker in de intro waar we zelfs wat synthesizer ontwaren. Promise beukt verder waar Grin ophield, maar afsluiter en titelnummer Slow Hunch brengt de blues terug en mag Zeppelingewijs wat langer duren.
Gods Monkey legt niets vers op het schap van de potige rock, maar klinkt wel volwassen en bovendien vuig genoeg om zeven nummers lang te boeien. Overtuig jezelf hier.