Il Cerchio d'Oro - Dedalo E Icaro

Black Widow Records

Ofschoon deze Italiaanse band al sinds 1974 bestaat, verscheen hun eerste album ‘La Quadratura Del Cerchio’ pas in 2006. Opvolger ‘Il Viaggio Di Colombo’ (2008) bleek een vlak, geïllustreerd concept over de eerste reis van Columbus. Maar met ‘Dedalo E Icaro’ heeft het symfonische gezelschap enkele tandjes bijgestoken.

Dedalo E Icaro



De stijl op ‘Il Viaggio Di Colombo’ was typisch jarenzeventigsymfo, die bulkt van synthesizerflights, Hammondriedeltjes en Rickenbackerbaslijnen. Maar de geluidskwaliteit was van een ongelijk niveau; de drums klonken als blikken dozen. Voor een ode aan een pionier die tot ons aller verbeelding spreekt getuigde de productie van erg weinig vernieuwing en durf.

Op ‘Dedalo E Icaro’ is dat euvel goeddeels verdwenen. Men heeft nu meer tijd in de songwriting en de arrangementen gestoken. De stijl blijft uiteraard vintage seventies. Verwacht dus geen postproductie die er nog een laag overheen smeert en de randjes bijvijlt. Wie een sterk gepolijste sound verwacht zou ontgoocheld kunnen worden.   

Niettemin is ‘Dedalo E Icaro’ hun meest ambitieuze schijf geworden. Dat zie je aan het mythologische onderwerp (de mens, die hoogmoed vertoont tegenover de Griekse goden) en aan de gastenlijst. Zo komt Martin Grice van het legendarische Delirium enkele songs opsmukken met spel op de fluit en de contraltosax.

Het vertelstandpunt verdeelt de plaat in twee helften. Eerst wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van Daedalus. Al in de opener Il Mio Nome È Dedalo steekt de hybris de kop op: Daedalus roept zichzelf uit tot genie zonder scrupules. In het instrumentale Labirinto (dat doet denken aan de hoogdagen van Eloy en Camel) bouwen hij en zijn zoon in opdracht van de koning van Knossos aan een labyrint zonder uitweg. In La Promessa belooft hij zijn zoon Icarus dat die laatste desondanks weg kan vliegen.

In het gloedvol gezongen L’arma Vincente verschuift het verhaalperspectief naar Icarus, die de zon uitdaagt. En eindelijk is daar dan de klank van de mellotron in Oggi Volerò, als de droom om te kunnen vliegen in vervulling gaat. Maar het semi-akoestische Ora Che Son Qui (Icaro La Fine) slaat de droom finaal aan diggelen. Terwijl het slot van ‘Il Viaggio Di Colombo’ achteloos aan de luisteraar voorbijging, is hier tenminste de indruk gewekt dat er naar een climax is toegewerkt.   

Dankzij de analoge klanken van toetsenist Franco Piccolini en de sustained gitaar van Roberto Giordana komt de retroliefhebber hier ruimschoots aan zijn trekken. De composities zijn toegankelijk en allesbehalve origineel. Een plaat vol absoluut platgetreden paden. Maar geef toe: het is plezierig om ze nog eens te bewandelen. 

30 april 2014
Christoph Lintermans