Jake Bugg - Shangri-La

Virgin Records

Hoe het met die andere zes zit weten we niet, maar Luiheid is alvast één van de hoofdzondes waarvan we Jake Bugg niet kunnen beschuldigen. Amper één jaar na zijn – ook door ondertekende -  felbejubelde debuut ‘Jake Bugg’ is daar plaat nummer twee al: ‘Shangri-La’. Het album is genoemd naar de studio van de legendarische producer Rick Rubin die het jonkie (Bugg is nog altijd maar 19) onder zijn vleugels heeft genomen. Minder indrukwekkend dan het debuut, maar nog altijd knap.

Shangri-La



Met dit snelle werktempo en het schrijven in de coulissen keert Bugg terug naar een jaar of vijftig geleden wanneer twee platen van The Beatles of The Rolling Stones op één jaar geen uitzondering waren. Dat werktempo zijn we gaandeweg kwijtgeraakt – de pauze tussen twee platen varieert nu doorgaans van twee tot vier jaar – maar Bugg lijkt nog niet uitgeput te zijn van het veelvuldige touren en heeft nog voldoende tijd gevonden om bij Rubin langs te gaan (Bugg over Rick Rubin: “To me he’s just an old man with a beard”) en er twaalf songs in te blikken.

Dat Jake Bugg kan rocken weten we al sinds Lightning Bolt en Slumville Sunrise, dat in maart al in de setlist zat toen hij te zien was in de Botanique. Dat nummer beloofde veel goeds voor die tweede plaat, maar de single What Doesn’t Kill You was voor ons een afknapper. Het gitaarwerk op die plaat is weliswaar zeer lekker, maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat Bugg vooral veel moeite moet doen om dat nummer te zingen, vooral in de refreinen waarin hij in de lange noten zijn stem lijkt te forceren terwijl de grote sterkte van de songs op ‘Jake Bugg’ net was dat hij daar klonk alsof het allemaal vanzelf kwam.

What Doesn’t Kill You blijkt wel de enige grote uitschuiver te zijn, want There’s A Beast And We All Feed It leunt sterk aan bij Trouble Town uit het debuut en ook aan Slumville Sunrise lijkt alles goed te zitten. Maar hoewel Bugg lijkt te willen bewijzen dat hij een rocker is aan het begin van de plaat wordt bij Me And You, het prachtige A Song About Love en Pine Trees wordt toch duidelijk dat zijn grote sterkte vooral ligt in dit soort kleine countryachtige liefdesliedjes die vooral niet meer willen zijn dan mooie liefdesliedjes.

Ambitieuzer is hij in Simple Pleasure waarin hard en zacht elkaar effectief afwisselen en in Messed Up Kids waarin het tragische verhaal verteld wordt van Johnny en Jenny (“The messed up kids are on the corner with no money/they sell their time, they sell their drugs, they sell their body”) in een vlot weghappende popsong. De boodschap wordt opgeslokt door de vrolijk tokkelende gitaar, maar vakmanschap is het wel.

Kitchen Table heeft wat weg van Rihannon van Fleetwood Mac en dat kan nooit slecht zijn. Jake Bugg analyseert er nuchter hoe een liefde op zijn einde loopt (“We just grew out of love”) en stelt dat het soms gewoon beter is om er een punt achter te zetten dan de pijn te rekken. Het is opnieuw een knappe song na twee stuks (All Your Reasons en Kingpin) die voorbijgleden zonder dat wij er warm of koud van werden.

‘Shangri-La’ bevat iets te veel nummers die er niet echt toe doen en is daardoor niet zo overdonderend als de debuutplaat, maar ‘Shangri-La’ bevat ook weer enkele pareltjes. De eenvoudige liefdesliedjes (Me And You, A Song About Love) blijken Bugg zijn allergrootste talent, wij werden dan ook blij van de mededeling dat hij een akoestische plaat wil gaan maken. Nummertje drie is al in de maak.

21 november 2013
Geert Verheyen