Jozef Van Wissem - When Shall This Bright Day Begin?
ConSouling Sounds
Waar haalt ConSouling Sounds ze toch, die creatievelingen? De minimalistische componist Jozef Van Wissem is Nederlander van geboorte, maar heeft al snel de overzeese stap naar succes gemaakt en zich in Brooklyn, New York gevestigd. Indrukwekkend opzet: een barokke luit gebruiken om daar bizarre, duistere ambientfolk mee te maken. Na tientallen releases heeft hem dat gebracht tot bij het Gentse label.

Jozef Van Wissem is een tokkelaar. Daarmee is het gezegd. Zijn less is more-muziek met snarenthema’s, die lijken op een troubadour die zijn ballade inzet, houdt het op de eenvoud van luit, spaarzame zang, wat krakende nevengeluiden, die een doe-het-zelf-aanpak verraden, en een zeldzame overdub met effect of dubbele melodie. Maar wat de man daarmee bereikt, is te gek voor woorden.
Neoromantische tokkelmelodieën, die opgebouwd zijn uit een eenvoudig spel tussen hoge en lage noten, houden persistent aan maar durven subtiel van toon veranderen. Langzaam dan, niets overhaast. Stiltes worden optimaal benut om ruimte te creëren. De spaarzame toevoegingen, die de man hier telkens bij gooit, zorgen in al hun eenvoud en so(m)berheid echter voor constante contrasten.
Opener To Lose Yourself Forever Is Eternal Happiness vult de stiltes op met ijle, ijzige soundscapes en creëert zo een vreemde tegenstelling tussen akoestisch versus digitaal. Opvolger You Can’t Remain Here gaat met donkere grondtonen en een geloopte keelzang aan de slag om uit te monden in de wat smekende mantra “Care For Me”. Daarna breidt Van Wissem de vocale invulling uit met demonische frasen - “Do You Ever Feel Like You Want To” - met een donkergrauwe, dreigende stem die de hoogdagen van Nick Cave oproept. De volgende twee liedjes krijgen wazige radioboodschappen mee en in Ruins eist zowaar de mysterieuze gothicstem van Zola Jesus de aandacht op als een heuse queen of thunder in een erg holle, donkere compositie.
Enige constante is dat gefraseerd snarenwerk dat de ene keer statisch, de andere keer melancholisch en een derde keer met jankend, bluesy slidespel een andere klemtoon geeft aan deze hypnotiserende darkfolk. Daarbij lijkt hij telkens de grenzen van zijn instrument af te tasten: met donderende percussietokkels op de klankkast, via in een om zichzelf cirkelend thema of in het minimalisme van een eenvoudige basismelodie die net naast de eigen voetsporen loopt.
Het afsluitende Death Of The Ego drijft de soberheid helemaal ten top in een tristesse van droog, minimaal snaarspel. Een melodie die meer dan zes minuten aansleept. Puurheid zonder meer, verscholen achter een sombere, mysterieuze titel. Neoklassiek? Folk? Ambient? Een mengelmoes van dat alles? Moeilijk de vinger erop te leggen. Wat wel zeker is, is dat er een venijnig virus achter dit album schuilt. Eens gebeten, laat hij de platenspeler niet gemakkelijk meer los. Een remedie is vooralsnog niet gevonden.