King Creosote & Jon Hopkins - Diamond Mine
Domino
Jon Hopkins is nog maar net bekomen van zijn album met Brian Eno (‘Small Craft On A Milk Sea’) of hij zet al een nieuwe samenwerking op poten met de al even bedrijvige King Creosote. Het resultaat luistert naar de naam ‘Diamond Mine’ en telt dertig minuten muziek die je niet onbewogen zullen laten.

Voor alle duidelijkheid: die twee heren op de cover zijn niet Hopkins en Creosote, alias Kenny Anderson. De hoes geeft wel perfect de sfeer van het album weer: de sfeer van het alledaagse leven en onvervalste gevoelens en daarom evenzeer geworteld in het verleden als authentiek en tijdloos. Of zoals Anderson het graag omschrijft: “a soundtrack to a romanticised version of a life lived in a Scottish coastal village.”
Anderson is een Schots singer-songwriter met een indrukwekkende discografie. Daaruit werden enkele parels van songs gepikt voor een herinterpretatie. De fijnzinnige geluidsdecoratie van Jon Hopkins bepaalt de overige vijftig percent van het succes. Hopkins trekt het album op gang met impressionistisch pianowerk (First Watch) dat niet zo gek ver afwijkt van wat lichtend voorbeeld Brian Eno ooit uit de vingers schudde.
Andersons aparte vibrato krijgen we pas te horen bij John Taylor’s Month Away. Soms, zoals in het sublieme Bats In The Attic, zweemt zijn stem naar die van Sufjan Stevens (vergelijk diens The Owl And The Tanager), maar het blijft een uniek instrument, dat op ‘Diamond Mine’ meestal vergezeld gaat van een warme akoestische gitaarsound. Hopkins laat het geluid dan weer ademen en geeft songs als John Taylor’s Month Away en Running On Fumes ruim de tijd om helemaal te ontluiken.
De songs vertrekken van een vrij sobere opstelling en worden dan heimelijk intenser door de introductie van andere instrumenten (harmonium, knisperende elektronica, samples). Zo is er de banjo, die de wrange liefdesaffaire van Bubble onderstreept, en de oude piano die opduikt om Your Young Voice - en daarmee de plaat als geheel - af te ronden.
Dat sommige tekstregels zich zo aangrijpend in onze oorschelpen nestelen, is dan ook een gedeelde verdienste van Hopkins en King Creosote. Samen schetsen ze erg subtiel het emotionele verloop van het album, dat door hen als één suite werd opgevat. Klinkt het in Bats In The Attic nog van “It’s such a waste of all that we have”, dan is de laatste boodschap van de plaat voorzichtig hoop- en liefdevol: “It’s your young voice that’s keeping me holding on to my dull life.”
We kunnen dus niet anders dan de plaat van Jon Hopkins en King Creosote warm aanbevelen. De diamanten zijn ondertussen gepolijst. En geloof ons vrij: ze zullen nog lang schitteren.
10 juni 2011