Kings Of Leon - Mechanical Bull

RCA Records

Tegenwoordig is het bon ton om te zeggen dat Kings Of Leon op niks meer trekt. Dat het vroeger allemaal beter was. En dan zeker de eerste twee platen, toen ze nog geen knieval hadden gemaakt voor het grote publiek. Wij hebben ons daar altijd tegen verzet omdat je dan zomaar voorbijgaat aan nummers als Charmer, My Party, Black Thumbnail en On Call op ‘Because Of The Times’, Crawl, Closer, Manhattan en Use Somebody op ‘Only By The Night’ en Radioactive, Pyro, The End en No Money op ‘Come Around Sundown’. Maar in ‘Mechanical Bull’ zijn we, ondanks een straffe start, ontgoocheld.

Mechanical Bull



Zelf zeggen de nozems van Kings Of Leon dat ‘Mechanical Bull’ hun meest onvolwassen plaat is. Was het maar zo. Want als er één ding is waar het ‘Mechanical Bull’ aan ontbreekt, dan is het onvolwassenheid, speelsheid, spontaniteit. De plaat als geheel doet berekend aan. Alsof ze in de studio zaten en maar gewoon voor de gemakkelijkheid een gelijk aantal rockers en ballads hebben geselecteerd. ‘Mechanical Bull’ is eigenlijk een soort verzamelaar van Kings Of Leon met, op één of twee nummers na, allemaal nummers die aan nummers doen denken die ze al eerder en beter hebben gemaakt.

De eerste drie tracks doen ons nog het beste verhopen. Single Supersoaker is inderdaad aardige rammelrock met een zekere speelsheid in zich. Rock City is funky heupwiegerij met een vibe die soms aan Queens Of The Stone Age in Make It Wit Chu-modus doet denken. En Don’t Matter is de onbetwistbare winnaar van de plaat: Caleb gilt voor het eerst sinds Charmer. En wat volgt is een stevige rocker die echo’s van Pearl Jam oproept.

En dan kunnen we eigenlijk gewoon het rijtje beginnen afgaan: Beautiful War is een ballad, Temple een rocker, Wait For Me weer een ballad. Een trio nummers dat ongetwijfeld vakmanschap tentoonspreidt, maar dat ons verder niets doet. Hooguit stoort het niet terwijl ze voorbijgaan.

Family Tree dan heeft op zijn best een aanstekelijk refreintje, maar het is geen song die we graag live zouden horen. Na tweeënhalve minuut wordt er in de handen geklapt en moet er een gospelsfeer worden gecreëerd waar dat niet past en wordt het nummer met het leuke refrein officieel herleid tot een draak.

Comeback Story en Tonight lijken afkooksels van The Immortals, een nummer op ‘Come Around Sundown’ dat we daar al verdacht sterk vonden lijken op The Face van dezelfde plaat. Spannend is dat allemaal niet meer. In Coming Back Again hoorden we dan weer weinig meer dan een voortdurende herhaling van de titel en wat ooohooohoooo’s en afsluiter On The Chin moddert maar wat aan.

‘Mechanical Bull’ is vakmanschap. Maar wel vakmanschap zonder ziel, verrassing, enthousiasme of toewijding. ‘Mechanical Bull’ klinkt vooral alsof het nog eens tijd was om een plaatje te maken. Alsof ze dan maar snel de eerste songs die kwamen aanwaaien op een plaatje hebben geperst. Nu kunnen Kings Of Leon weer drie jaar verder optreden, poen scheppen, arena’s platspelen.

Eén advies: download Rock City en Don’t Matter. De rest mag je zonder enig schuldgevoel links laten liggen.

26 september 2013
Geert Verheyen