M. Ward - A Wasteland Companion
Bella Union
Matthew Ward zit niet om werk verlegen. Na zijn laatste worp als M. Ward – het fraaie ‘Hold Time’ uit 2009 – bracht hij platen uit met supergroep Monsters of Folk en als mannelijke helft van het duo She & Him (met actrice Zooey Deschanel). Aan inspiratie ontbreekt het hem blijkbaar ook niet, want al het voornoemde werk werd zowel door critici als door publiek lovend binnengehaald.

Een eerste luisterbeurt naar de laatste vrucht die de man van zijn eigen boom schudde bracht bij ons, over de snelwegen razend in onze flitsende bolide – zo leren we onze schijven het liefste kennen - slechts schouderophalen teweeg. Dit leek op meer van hetzelfde. Aan het personeel kan het alvast niet gelegen hebben: Deschanel, Mike Mogis (Bright Eyes), John Parish, Steve Shelley (Sonic Youth), en Tom Hagerman (Devotchka) om er maar enkelen te noemen – het zijn de minste niet!
Gelukkig vertrouwen wij nooit op de eerste indruk, of toch niet meer sinds die ene escapade met een Thaise “danseres” tot een wel erg schokkende ontdekking leidde. Soit, we weiden uit. Feit is dat we onszelf na die eerste ervaring met het plaatje in liften en wachtrijen overal te lande betrapten op het neuriën van verscheidene van de nummers op ‘A Wasteland Companion.’ Zat er dan toch meer in?
Ward klinkt altijd alleen als zichzelf, misschien heeft dat onze initiële misvatting aangewakkerd. Bij nader inzien is dat een troef. Zijn zalvende stem en heerlijk gitaar- en pianospel worden telkens zo door de circuits gejaagd dat het lijkt alsof ze het beste tot hun recht zouden komen beluisterd door een oude ruisende radio.
Het plaatje vangt met Clean Slate meteen aan met een moment van catharsis, om over te gaan in het door pompende piano voortgestuwde Primitive Girl – meteen een hoogtepunt. Het heerlijk naieve Sweetheart is alweer een cover van Daniel Johnston (op ‘Post War’ uit 2006 troffen we To Go Home, en voor 'The Late Great Daniel Johnston: Discovered Covered' leverde Ward Story Of An Artist), met eens glansrol voor Deschanel. “Oh my love, take my hand, we’ll go dancing”, meer is er niet nodig voor een vreugdesprongetje!
Een tweede cover, het wulps rollende I Get Ideas (vooral bekend in versies van Tony Martin en Louis Armstrong) vormt een kantelmoment, waarna de plaat een kalere, meer ingetogen weg inslaat. Het titelnummer roept beelden op van desolate woestijnritten, en een slepend Crawl After You vertelt met de hulp van melancholische strijkers het verhaal van een door een oude liefde teneergedrukte man. Naar het einde toe mag er weer gelukkig worden gewezen, en afsluiten doet Ward met Pure Joy, een gevoel dat de plaat gaandeweg ook bij ons is gaan opwekken.