Makeness - Loud Patterns

Secretly Canadian

Met ‘Loud Patterns’ maakte Kyle Molleson zijn allereerste full-length album. En niet alleen dat, het is ook voor het eerst dat de Schotse producer zijn stem een hoofdrol geeft in de muziek. Hoe dat klinkt? Hectisch, maar vernieuwend.

Loud Patterns

 

Makeness is een groentje in de muziekindustrie. Zijn Facebook-pagina telt nog maar tweeduizend volgers. Zijn SoundCloud-pagina haalt de kaap van duizend niet eens. Maar, zoals veel muziekliefhebbers wel kunnen beamen, zijn artiesten vaak op hun best wanneer ze nog niet naar de wereldtop gekatapulteerd zijn. Of dat bij Kyle Molleson - Makeness’ echte naam - ook zo zal zijn, valt voorlopig nog af te wachten. Maar die doorbraak, die komt er ongetwijfeld aan.

‘Loud Patterns’ is, kort gezegd, chaotisch, duister en vooral erg dissonant. We kunnen eigenlijk niet anders dan hem Caribou 2.0 noemen, zo treffend is de gelijkenis. De echoënde, afstandelijke stem, de instrumentale tripjes: veel scheelt het alleszins niet. Al moeten we toegeven dat Makeness toch nog een stapje verder gaat; waar Caribou het instrumentaal smooth en vrij toegankelijk houdt, zoekt Makeness het experiment op. Hij waagt zich als het ware aan Jlin-achtige toestanden - u weet wel, da’s de vrouw achter die hopeloos overstuurde plaat ‘Black Origami’- die hij weliswaar ietwat relativeert met zijn eigen ravissante zanglijnen. Nee, de gelijkenis is er, maar Makeness durft duidelijk meer.

Al vanaf opener en titeltrack Loud Patterns haalt Makeness alles wat als normaal beschouwd wordt, onderuit. Schurende rocksamples en droge texturen desoriënteren al vanaf de eerste seconde, terwijl een stevige kickdrum verpletterend tekeer gaat. Fire Behind the Two Louis is van hetzelfde kaliber, zij het met iets meer dromerige fantasietjes en bovenaardse bliepjes à la Björk. Pas bij Who Am I To Follow Love gaat het er iets gemoedelijker aan toe. Op een rustige hiphopbeat is Nancy Andersen, van de indie/r&b-groep Babeheaven, te gast voor wat zwoele klanklijnen. Versterkt met enkele jazz-achtige fantasietjes en een gemoedelijke bas is dit ongetwijfeld een van de toegankelijkste nummers op de plaat.

Technoheads zullen zich dan weer het meest kunnen verlekkeren aan Gold Star, waar Molleson de klassieke technobeat omringt met videogame-chaos en ruimteschip-bliepjes. Ideaal tripmateriaal, dus. Het daaropvolgende The Bass Rock is misschien nóg excentrieker. Het vier minuten durende nummer telt geen enkele kickdrum, laat staan een beat (op een dertigtal seconden na, dan). Louter met atmosferische texturen en hijgende stemmetjes tilt hij ons naar hogere sferen, vanwaar we grinnikend en minachtend op de aardse popcultuur neerkijken.

En afsluiten doet-ie met een hoog “wtf"-gehalte. Van het nog vrij gemoedelijke 14 Drops, wat nog het meest op een classic house-plaatje lijkt, tuimelen we in afsluiter Motorcycle Idling. Drie minuten lang horen we alleen zwaar overstuurde kickdrums die in een wisselend tempo doorratelen. Van onze hersenen schiet na dat nummer niet veel meer dan een gesmolten brei over… Jezus, van eruit gaan met een knal gesproken!

 

 

1 juli 2018
Jeroen Poelmans