Merchandise - After The End

4AD

Het volstaat in sommige kringen om de naam van The Smiths te laten vallen om meteen extatische kreetjes uit te lokken. Het is dan ook geen wonder dat de eerste recensies van ‘After The End’ overal ter wereld kleverige onderbroeken veroorzaakten.

After The End



Oorspronkelijk een trio uit Tampa, Florida groeide de band rond Carson Cox uit tot een vijftal en de sound verschoof van smerige, naar zweet stinkende punk naar weelderige wavepop. Een evolutie die de aandacht trok van menig label, maar pas na lang dralen gaf Cox zijn DIY-mentaliteit deels op en tekende bij het Britse 4AD.

Dat label wordt geleid door Geoff Travis en was indertijd de bakermat van… The Smiths (jawel daar heb je ze!). Travis’ broer werkt bij The Guardian en – toeval of niet – het is daar dat de eerste, jubelende woorden vielen over deze plaat, inclusief verwijzingen naar nog andere iconische eightiesbands.

Zit daar iets van waarheid in? Uiteraard! Welke band van nu is er niet schatplichtig aan iets uit het verleden? Merchandise pakt het bovendien slim aan. Iedereen vindt er wel iets in terug. Het ene moment denk je aan Morrissey en co en dan weer aan The Sound, R.E.M., Echo & The Bunnymen of Talk Talk. Zelf poseert Cox al eens met een sweater van het Nederlandse Xymox, maar die invloed is dan weer nergens merkbaar, of het moest in de synthpartijen zijn.

‘After The End’ is alleszins een vol klinkende plaat, ook al is ze gewoon bij Cox thuis opgenomen. De productie is uiterst verzorgd al mocht de stem hier en daar wat meer vooraan in de mix gezeten hebben. En waar zit de sax van Horn? Foutjes van producer Gareth Jones (o.a. Depeche Mode, Interpol en These New Puritains) of een keuze?

Met zijn vijven kan je natuurlijk wat sporen vullen en dat gebeurt ook vanaf de instrumentale intro Corridor  tot de afsluitende ballade Exile And Go. Singles Enemy en Little Killer  zijn zeker aardig en energiek, maar niet per se de beste songs van de plaat. Ze veroorzaakten voorlopig dan ook relatief weinig deining.

De beste tegelplakker is Life Outside The Mirror, dat baadt in een donkere synthsiroop, beste dancetrack/ anthem is Telephone, maar de beste song tout court is True Monument of anders Green Lady, beiden met heerlijke gitaar van Dave Vassalotti, een van de overlevenden van het eerste uur.

Aan het eind zakt het tempo met drie valse trages op een rij. Looking Glass Waltz is daarvan de minste en de titelsong de beste (en ook de track waarin de invloed van Jones het best hoorbaar is).

Papieren zakdoekjes hadden we bij ‘After The End’ niet nodig, maar af en toe een kriebel in de onderbuik, dat kregen we wel. Een beetje zoals destijds bij 'Primary Colours' van The Horrors, een plaat waar we op dit moment niet toevallig aan denken.

1 september 2014
Marc Alenus