Morild - Time To Rest

Eigen Beheer

Soms verschijnt er uit het niets een band die met zijn debuut meteen een speciale plaats in je hart verovert. Zo'n band is het Noorse Morild. Ontstaan in 2004 hebben de vier heren hun tijd genomen om het dubbelalbum 'Time To Rest' te schrijven. Liefhebbers van Caravan, Camel en Yes kunnen hier hun hartje ophalen.

Time To Rest



'Time To Rest' is inderdaad muziek voor het hart. Onder de oppervlakte zindert een melancholie zoals je die ook vindt in volks- en kerkmuziek. Door te schuiven tussen majeur en mineur krijgt men een emotionele diepgang die haaks staat op koele berekening of enige commerciële toegeving. Het hoge geitenwollensokkengehalte en de pastorale stijl moet je er wel bijnemen. Dit is wat men noemt een "acquired taste".

Niettemin bezit Morild ook de gave van de direct aansprekende melodie. In All I Wanted (The Whale Song) en When The Night Turns To Morning vallen meteen de lyrische gitaarlijnen en het continue spel op het Hammondorgel op - allemaal van één man, Odd-Roar Bakken. Het titelnummer laat je genieten van achtereenvolgens kerkorgel, klavecimbel en enkele puntgave gitaarsoli die in crescendo mogen afronden. De bucolische klanken komen tot hun prilste eenvoud in Blackbird's Lullaby, een miniatuur geschilderd met klassieke gitaar, toetsen en de tenor van John Anders Troset.

Bij wijze van tegenstelling geven een wild om zich heen slaande moog en een vette gitaarrif de aanzet tot een kwartier Circus dat laat horen dat deze heren ook kunnen rocken als jonge veulens. De ritmesectie Larsen/Salgado legt hier een stevige ondergrond. Toch legt Circus zich ten slotte ingetogen neer in een akoestisch akkoord. Een logisch einde, gezien wat volgt: Early This Morning (Christmas Song) baadt in een gewijde sfeer met engelenviolen en opnieuw veel orgel.

Het instrumentale Apus Apus, waarmee het tweede schijfje van wal gaat, zet je middels die aardse Hammondklank, het contrapunt en de tempoveranderingen meteen weer met beide voeten op de grond. Two Glasses is pure poëzie; een ode aan de vriendschap ondanks de schimmen uit het verleden. En het magnum opus moet nog komen: The Slave Ship is een half uur durende symfonie. Het eerste deel (Searching For Prey) is initieel een klaagzang maar groeit uit tot een virtuoos nummer.

Maar als we één absoluut hoogtepunt moeten noemen, laat het dan deel twee (Harbour Lights) zijn, met zijn in tederheid gedrenkte koortjes en hemelse melodieën. De song is zes minuten ver als een antieke toetsenrecital voor het ultieme kippenvelmoment zorgt. Alsof Rick Van der Linden en J.S. Bach daarboven een duet aan het spelen zijn. Jammer dat de overgang naar het slotdeel bruusk verloopt - een kwestie van onzorgvuldig monteren. Maar ook Mercy is van zo'n hoog niveau dat je dit euvel snel vergeten bent.

In de seventies had deze band meteen een contract met een major op zak. Vandaag moet Morild deze achtste zaligheid in eigen beheer en zonder distributiedeal uitgeven. En dat doet ongetwijfeld pijn in de harten van vele symfoliefhebbers.

13 april 2011
Christoph Lintermans