No Age - Weirdo Rippers

Fatcat Records

Er is een tijd geweest dat punk een muzikale kracht was waarmee rekening gehouden werd, punk was een stroming die ondanks haar schijnbare eenvoud toch artistiek gewicht in de schaal kon leggen. Die tijd lijkt echter ver achter ons te liggen. Het enige wat deze generatie aan punk doet denken, zijn losgeslagen stelletjes overjaarse pubers zoals – en nu graaien we even in het foute gedeelte van onze hersenpan - Nailpin of pakweg Good Charlotte. Punk is dood als je het ons vraagt, of toch niet? Wij gingen ten rade bij No Age en hun album ‘Weirdo Rippers’.

Weirdo Rippers



Misschien bestaat er ergens toch nog een soort punk dat tegen heilige huisjes zeikt. Misschien is er toch nog een soort punk dat op zoek gaat naar nieuwe zijsprongen die de platgeslenterde hoofdweg omzeilen en misschien is dat het soort punk dat No Age ons aanbiedt: een complexloze uiting van muzikale goesting, geen herkauwde riffs, geen huizenhoge clichés, gewoon innovatief omspringen met een schijnbaar versleten genre.

Creatief mag je trouwens nogal letterlijk nemen. De grenzen van punk worden door dit duo verlegd totdat je zoiets overhoudt als artpunk of noisepunk. Het soort muziek dat de ene als geniaal en de andere als moeilijk of botweg irritant zal omschrijven. Zo opent Every Artist Needs A Tragedy met een impressionistisch punkloos gitaarlandschapje. Pas later, na een tweetal minuten laat een rudimentair gitaardeuntje zich vrolijk openrijten tot een witheet punkfestijntje. Verre van de klassieke punksong, maar des te vetter.

Boy Void is zo mogelijk nog straffer: nog geen twee minuten muzikale doodsverachting die klinken alsof er een HST over je lijf dendert. De drums ratelen als gek, de gitaar ramt zich door je strot en de vocals klinken alsof ze op je grootmoeders’ bandenrecordertje zijn opgenomen. Very lo-fi sick punk die verwijst naar de allervroegste uitingen van hardcore en punk.

Maar het is lang niet al onhoudbaar gitaargeweld dat de klok slaat. Dit album is vooral een genreoverschrijdende symbiose van melodie, noise, experiment en punkesthetiek. Zo neemt Neck Escaper ons mee in een dromerig klankentapijt waarin knappe gitaargolven opboksen tegen een stompend ritme en mistige vocals. Daartegenover is een nummer als Dead Plane dan weer een regelrechte opgestoken middelvinger naar wie zijn muziek graag netjes en opgepoetst heeft: wat free jazz geleuter breekt open tot complexloos rammen en stampen dat niets of niemand ontziet. Een beetje zoals een atoombom, al willen we niet overdrijven.


Samengevat klinkt het als volgt: dit album is voer voor kunststudentjes maar slaagt er beter dan de doorsnee punkgroep in je een lap rond de oren te verkopen. ‘Weirdo Rippers’ is dan ook het ultieme album voor wie houdt van noisy punkexperimenten en een lo-fi geluid. Aanrader.

8 november 2010
Ewoud Beirlant