Sanguine Hum - Now We Have Light

Esoteric Antenna

Het debuut van het progressieve kwartet Sanguine Hum maakte meteen zo’n volwassen indruk op huislabel Troopers for Sound, dat Esotericbaas Mark Powell ‘Diving Bell’ prompt heruitbracht. De langverwachte opvolger ‘The Weight Of The World’ (2013) was zijn gewicht al in goud waard. De dubbelaar ‘Now We Have Light’ is de plaat die iedereen hoopte dat de band zou maken en overtreft ‘TWOTW’ op alle fronten. 

Now We Have Light



Net als Radiohead komen deze heren uit Oxford, en als er enige rechtvaardigheid in de wereld is, wordt Sanguine Hum even groot als de groep van Thom Yorke. De nucleus van de band, die eerst Antique Seeking Nuns (!) heette, ontstond haast letterlijk in de wieg: zanger-gitarist Joff Winks en toetsenist Matt Baber groeiden samen op en luisterden naar Pink Floyd en Yes.

Britser dan Sanguine Hum kom je ze overigens zelden tegen. Want hoewel ‘Now We Have Light’ vol staat met even explosief als melodieus songmateriaal, wordt het allemaal met het nodige flegma en understatement gespeeld. Dat laatste is eerder zeldzaam in progressieve rock, en het maakt van Sanguine Hum een des te interessanter exponent.

Was men op ‘The Weight Of The World’ al niet verlegen om zoveel ambitie, dan is dit de Grote Sprong Voorwaarts. Ofschoon elke track op zichzelf staat,  lopen de songstructuren organisch in elkaar over waardoor een concept gesuggereerd wordt. De premisse is erg "silly": wie de ruggen van katten inbotert, kan macht verwerven! Katten landen immers steeds op hun pootjes, maar toast valt met de boterkant op de grond. ‘Now We Have Light’ wordt zo een studie in de menselijke conditie.

Het erg ruimtelijke geluidsbeeld zet het zelfzekere spel voluit in de schijnwerpers. Winks gebruikt zijn gitaarsynthesizer naar goed effect en Babers lumineuze klanktapijten krijgen meer ruimte (Getting Warmer en “Shit!”). Maar ook als ensemble is Sanguine Hum verder gegroeid. Men zet ons op het verkeerde been met dynamische verschuivingen (luister naar Theft). Het kwartet uit Oxford wordt zo de erfgenaam van de Canterbury sound van legendarische bands als Hatfield And The North en National Health.

Toch is dit allesbehalve epigonenwerk van de grote oudjes; daarvoor is men te diep in een hedendaagse sound ingedaald. De ritmetandem van Brad Waissman en Andrew Booker legt een vette groove neer in Cat Factory. In het epische monster Spanning The Eternal Abyss staan industriêle en akoestische klanken in een spanningsveld met elkaar tot men met Bubble Trouble een verrassende zijsprong maakt naar met vibrafoon op smaak gebrachte jazzrock. De uitgekiende luisterslagorde van de songs zorgt overigens voor een opmerkelijke albumflow die al op de eerste schijf uitmondt in de hoogtepunten Chat Show en Derision

29 april 2015
Christoph Lintermans