Sons And Daughters - Mirror Mirror

Domino

Highlands en kilts nog aan toe, hier komt de Schotse formatie Sons and Daughters (niet te verwarren met de lotgevallen van een overacterende tv-familie). 'Mirror Mirror' is de vierde langspeler van dit brave kwartet dat om uw aandacht schreeuwt. De Britse pers durft Sons and Daughters te vergelijken met het legendarische Suicide. Kijk, dan leggen we de lat ten kantore toch gewoon lekker even hoog?

Mirror Mirror



Wij zijn toegewijde fans van mensen die met de deur in huis vallen, maar 'Mirror Mirror' start met Silver Spell, een nummer dat een hoog snerpende synth door je trommelvliezen jaagt die zo weggelopen lijkt bij de auditieve grappen op Type O Negative-albums. Maar dan krijg je een sobere drum en dito percussie en bezwerende vocalen van beide zangers - wat een beetje aan Dead Can Dance doet denken - al werkt de soberheid hier niet echt enthousiasmerend.

Bij het derde nummer Breaking Fun is het hek van de dam en loopt werkelijk àlles mis. Het hoofdingrediënt is de flauwste gitaarriff aller tijden, hier voorzien van een geluid waar je tegenwoordig echt nergens meer weg mee komt. De vocalen zijn off key en het leuke, stevige refreintje kan het geheel niet meer redden. Het komt allemaal over als kleffe new wave uit de jaren stilletjes. Alle lo-fi ten spijt klinken die jaren dankzij de galm en echo’s niet eens zo lang geleden, en dat in een tijdperk dat iedereen een degelijk klinkende cd kan opnemen in de slaapkamer.

Vanaf het vierde nummer beginnen de zoontjes en dochters stilaan braver samen te spelen en meer je aandacht te trekken, al blijft het geheel niet overeind. Het pulserende triooltje op synthesizer in Ink Free werkt hypnotiserend en verslavend; jammer van het flauwe refreintje dat hier de apocalyps weer verknoeit. Ook het flauwe new wave-einde had dit nummer niet verdiend. 

Rose Red heeft dan weer wél de juiste explosie aan het einde, maar het metalige gitaargeluid in de opbouw is niet ons kopje thee. De uiterst simplistische gitaarlijntjes werken niet bepaald aanstekelijk en klinken alsof ze ingespeeld zijn door een naïeve muziekschoolstudente. Adele Bethel is helaas niet de beste zangeres ooit, en al heeft ze op haar best iets van een Siouxie, de lead en backing vocals van Scott Paterson zijn storend en vaak gewoonweg vals als een kater.

Er staan een hoop leuke ideeën bij elkaar op dit schijfje, maar het doet allemaal te Engeland-op-het-einde-van-de-jaren-zeventig aan. Geen enkele reden om aan te schaffen, als je zoveel materiaal van de originele new wave-lichting kunt ontdekken. De webstek van de band vermeldt voorlopig geen enkel optreden, dus weinig kans dat we dit in onze contreien gaan moeten aanhoren. Next!

11 juli 2011
Bart Walravens