Supersuckers - Holdin' The Bag
Acetate
Rock-’n-rollrat, partymonster en countrypunker Eddie Spaghetti kreeg net na de opnames van de tiende studioplaat te horen dat hij keelkanker had. Gevolg: exit Europese tour, operaties, revalidaties en een onzekere toekomst. Maar de ondersteuning van honderdduizenden fans in een Cancer Fight Fund en het onverwijlde optimisme van het vlotte 'Holdin’ The Bag' houden de geest van de Supersuckers toch stevig in leven.

De echte wilde punkrockharen heeft dit combo uit Arizona al een tijd geleden ingeruild voor een stevige dosis zelfhumor en slapstick. Dertien songs op een plaat? Dat spreekt voor zich; net als titels als Jibber-Jabber, Let’s Bounce of Shimmy And Shake. Verwacht geen ruwe gitaarmuziek, maar scherpe countryrocksongs: van smalende ballades tot huppelende volksdansliederen en slijmerige folkpopnummers, The Supersuckers houden het allemaal even eenvoudig en oprecht. Accentjes als het subtiele vedelspel in een uptempo kampvuurlied als This Life … With You (waarin gasttroubadour Hayes Carll voor een leuk singalong-moment zorgt: “This life would be a whole lot better if I didn’t have to share it with you”) of het elkaar versterkende geklaag van slide en Hammondorgel in een slepend Let’s Bounce met zijn tekstuele opsommingen zetten de cowboyhoeden op deze plaat.
‘Holdin’ The Bag’ mag dan misschien niet het meest schuimbekkende werk van The Supersuckers zijn, de boodschap voor wilde whiskyfeesten vol vuil vertier in een door mannen geregeerde wereld is kristalhelder. Het is wat dat betreft een beetje zuur dat Spaghetti in het van Hank Williams geleende All My Rowdy Friends (“...are settled down, nobody wants to get drunk and go loud”) even Lemmy Kilmister van Motörhead bejubelt, een man die nog maar net aan zijn eigen feestgedruis en drankprobleem ten onder is gegaan. Het maakt deze smalende ballade natuurlijk niet minder sappig. Andere helden die mee mogen feesten: bassist Jeff Pinkus (Butthole Surfers), harmonicaspeler Mickey Raphael (Willy Nelson) en vioolspeler Jason Robert (Asleep At The Wheel).
Een enkele keer wordt een vrouw in het rijk van deze tatoocowboys getolereerd. De frêle blondine Lydia Loveless krijgt de micro in I Can’t Cry en meet haar wat duister vibrerende stem af aan het groezelige geschuur van de Supersuckers-frontman in een mooie tweestemmigheid. En mits enige verbeelding kan men enkele dronken lummels rond een dansende hoepelrockdame zien klungelen in een pub uit de jaren vijftig in de gezapige heugwiegsong I Do What I Can vol bluesaccenten en countrysferen.
Niet dat het altijd even scherp is. Soms gaat dit plaatje een wat te melige richting uit. Wanneer bij beluistering plots een naam als Bon Jovi te binnen schiet, slaan de Suckers duidelijk de bal even mis. Ook een heuse jive met snel wippende pianoakkoorden is net iets te weinig technisch uitgekiend om echt te overtuigen. Maar Europeanen of vinylliefhebbers krijgen dan weer een mooi razende cover van de Billy Joe Shaver klassieker Georgia On A Fast Train cadeau die alle kleine minpuntjes toch weer moeiteloos van tafel veegt.