The Dutch - See I Told You So
Eigen beheer
Er mag dan al heel wat tijd overheen gaan, The Dutch blijft koppig doorgaan. Dat siert hen. Als het resultaat dan ook nog eens positief uitdraait, is dat des te mooier.
Eerste indruk bij de eerste song (I'm Always Too Late)? De arrangementen lijken grootser dan op het vorige werk. Maar dat blijft weliswaar niet duren. Hoe dan ook komen er (al dan niet synthetische) strijkers aan te pas, terwijl het verhaal van een droom wordt uiteengezet in – jawel – aandoenlijk Hollands Engels. Begrijp ons niet verkeerd: helemaal niks mis mee. Integendeel, de opener is meer dan uitnodigend genoeg om verder te luisteren. En er wordt subtiel al gehint naar songs, die nog komen gaan.
Drie jaar heeft The Dutch aan 'See I Told You So' gewerkt en dat heeft geloond. De details zijn mooi uitgewerkt, er zit meer dan voldoende afwisseling in de songs, de productie is piekfijn verzorgd en zelfs de herwerking van Cian's Song (een ode aan frontman Hans Croons eerste kleinkind, dat een Slayer-fan als vader blijkt te hebben) is heel erg goed geslaagd. In die mate dat het opnieuw (of nog steeds, zo u wil) tot onze favorieten van deze plaat en bij uitbreiding zelfs uit de hele discografie van The Dutch behoort.
Dat Croon nog steeds Hans is, hoor je niet enkel aan die herkenbare stem. Ook al klinkt de leeftijd – hij is zevenenzestig intussen – hier en daar door, hij redt zich nog steeds uitstekend, als het op zingen aankomt. En hij houdt er ook nog altijd een uitgesproken mening op na, waar het mens en maatschappij betreft. Dat hij er niet voor terugschrikt om die mening ook te verkondigen (Bewildered over een zekere Wilders, u waarschijnlijk welbekend, Where Do We Go over hoe het met de mensheid gesteld is, The Huns At The Gate, waarvan de titel voor zichzelf spreekt), maakt van hem alleen maar een mooiere mens. Bovendien doet hij dat met het nodige respect, ook nog eens een pluspunt.
Dat datzelfde Bewildered ook nog eens je oren kietelt, maakt het allemaal gewoon nog wat mooier. Er is dat synthriedeltje, waaraan het nummer lijkt te zijn opgehangen, maar dat dan uiteindelijk toch weer bijzaak wordt bij een verder prima nummer. En in The Huns At The Gate wordt de bluesgitaar - hallo, Robert Cray - bovengehaald om het extra cachet te geven. Zo zit er in elk van die nummers wel iets verstopt.
Dat alles resulteert in alweer een plaat, die je met gemak in één ruk kan uitzitten zonder de neiging te hebben om de FFW-knop op te zoeken. En als we dan toch een puntje van kritiek moeten zetten, laat het dan zijn dat de band misschien iets te veel binnen de eigen comfortzone blijft. Daar staat dan wel tegenover dat ze dat dus erg goed doen. Met een ver boven het gemiddelde uitstekende gitaarpopplaat als gevolg. Het is dus bewezen: koppigheid loont!