The Japanese Popstars - Controlling Your Allegiance

Gung Ho Recordings

Een vrij misleidende bandnaam, die Japanese Popstars. Er komt namelijk weinig Japans aan te pas (op enkele synthesizers en elektronicamachines na) en nog veel minder pop. Popstars misschien wel: een hele resem gastbijdragen van onder andere Robert Smith, Lisa Hannigan en Tom Smith. Of die nodig waren betwijfelen we zelfs, want met dit album doen ze hun bijnaam van ‘de nieuwe Chemical Brothers’ alle eer aan.

Controlling Your Allegiance



Een openingsnummer met als titel Let Go zit al meteen goed. Een vrij indrukwekkende intro wordt overgenomen door een vette baslijn. De vocoderzanglijnen van Green Velvet in de vorm van stoere zinnen camoufleren de afgestripte bleeps. Bijna even geniale synths maken van de opener meteen een dansbommetje. Het hoge livegehalte maakt dit nu al tot iets groots. Zulke dingen hoor je bij Goose en Soulwax, en nu dus ook bij Japanese Popstars.

Ook bij Catapult is er een erg lange intro om dan alles te verwoesten.  In dit geval zijn daar zelfs geen zanglijnen voor nodig. Wanneer de wall of sound terug uitdooft staat er een nieuwe, maar andere opbouw klaar om het zelfde trucje te hanteren. Soms lijken de beats iets te ver verwijderd op het kleurenarsenaal per lied, maar al bij al is het nog best ok.

Een ware triomftocht wordt het niet. In Song For Lisa blijft het niet even leuk, alle eerder opgesomde minpuntjes komen hier blijkbaar samen.

Toch herpakken ze zich knap met alweer een dijk van een intro in Tomorrow Man. Ratelende bleeps die zich over elkaar werpen en zo een op en neergaande trap vormen worden later bijgestaan door een ruwe motor, die zich op gang trekt. Toch blijft de verwachte blast uit en slaat het lied om in een virtuoos stuk van de steeds meer verfijnde geluiden, die ooit de intro vormden.

We treffen terug wat meer klassieke songstructuur aan bij Take Forever, dicht aanleunend bij Let Go door de donkere onderbouw en vage stemmen (Robert Smith van The Cure). Er zijn ook drums en gitaar aanwezig, hetgeen bij hen geen evidentie is. Een rustpauze inlassen naar het midden toe met een vocaal intermezzo terwijl de beats terug omhoogkruipen op de decibelmeter: knap. Schreeuwerig en meeslepend komt het einde in zicht. Ook dit moet live fenomenaal zijn.

De eerste momenten van Fight The Night zijn misleidend. Het lied lijkt uit de compleet verkeerde hoek op deze plaat gedwarreld te zijn en klinkt maar flets. Gaandeweg groeit de appreciatie en slaan die "foute" klanken om in iets fascinerend spacey. De dromerige zang maakt het af.

Our Building Block doet lang moeite om die zachte mantel van het vorige lied van zich af te smijten met een meer snedig tempo en doorduwende ritmes. Toch slagen ze daar niet in. Dat elan (dat overigens zeker niet tegensteekt) wordt dan maar doorgezet en we denken niet dat iemand daar om zal malen.

Destroy neemt wel de ruige fakkel over en loodst die naar zeer donkere beats. Ruw en onafgewerkt leiden ze de bevelende stem en braaf meevolgende drum naar een verzengende wall of sound-climax. Alweer knap naar de voorbeelden gekeken, waardoor je het ondertussen ook zelf gewoon goed kan.

Toch staat er alweer een elektronische ballad (ja, dat bestaat) klaar waar we even stil van worden. Shells Of Silver palmt je in met een fragiele stem en pianogetokkel dat zich kranig verweert tegen de aangroeiende spanning van aangename dreunen (ook dat bestaat).

Een hele plaat lang die lijn doortrekken lukt echter niet; Without Sound doet de omgekeerde beweging van Fight The Night. Veelbelovend klinken bij de start maar dan wegzakken in flauwe en te gemakkelijke arrangementen.

Falcon Punch is inderdaad een punch van loops, die elk als een furie tekeer gaan. Soms wat slordig, maar veelal gewoon een hard feest. Hoe dit te visualiseren? Denk aan Space Invaders, waarin jij zo’n invader bent; de lasers vliegen je om het hoofd en het is snellen naar die ontploffing in de vorm van een climax. Om daar dan weer gewoon op een niveau hoger van jetje te geven. Of zoiets.

Als u dacht dat de bekende gastvocalen waren opgesoupeerd, zit u fout: in Joshua komt Tom Smith van Editors afsluiten. In zijn gekende stijl laat hij de strofes ietwat hangen en daar weten de synthesizers geen pasklaar antwoord op te verzinnen. Uiteindelijk is dit wel het lied, waarbij hun bandnaam het dichtst in de buurt komt.

Deze plaat klinkt zeer straf en dan vergeven we de twee à drie mindere songs graag. Geef hen een podium en zoek jezelf een dansvloer; veel meer valt daar niet over te zeggen. Of toch: het is nu al uitkijken geblazen naar nieuw werk.

16 oktober 2011
Ben Moens