The Seatsniffers - Roadmasters
Sonic Rendezvous
Al jaren zorgen The Seatsniffers in onze contreien voor de juiste portie roots in het huidige muzieklandschap. Onderweg hebben ze heel wat fans bijeengeraapt, en natuurlijk ook bands van eenzelfde pluimage ontmoet. Met een van die bands, Smokestack Lightnin', ontstond bovendien een mooie vriendschap die al vaker resulteerde in een muzikale samenwerking. Het gezamenlijk album 'Roadmasters' geeft die samenwerking nu een nieuwe dimensie.

Roadmasters’ bestaat uit twee schijfjes: eentje waarop Smokestack zes covers brengt, een ander waarop de Sniffers zeven covers levert. Geen eigen songs dus, want de plaat is een zoethoudertje tussen twee full-cd’s met eigen materiaal in.
Alles staat in het teken van de tourbus, waarvan beide bands ongetwijfeld al vaak de binnenkant gezien hebben. De plaat zou best de soundtrack van zo'n trip kunnen zijn, een soundtrack waarop ze hun eigen favoriete nummers of artiesten onder handen nemen.
Smokestack mag aftrappen en zet meteen de sfeer met The Roadmaster (Freddy Weller). De oorspronkelijk nogal brave countrysong krijgt het Smokestack-kleedje aangepast, zodat de luisteraar meteen weet waar het op staat. Een lekker tempo, een snedig gitaarlijntje, … de tourbus is vertrokken.
Vergis je echter niet, Smokestack Lightnin’ is meester in diversiteit. De zes nummers klinken eigenlijk nergens hetzelfde, hoewel ze allen onder de noemer ‘roots’ zouden passen. Hoe breekbaar Lonely Moon (Christian Zellers) bijvoorbeeld ook klinkt, op Home In My Hand (Ronnie Self) is het pompen geblazen.
Bernds stem klinkt zoals altijd loepzuiver. Hij is echt een getalenteerd zanger die veel stijlen aankan. Maar dé totale uitschieter is ongetwijfeld Leaving Louisiana In The Broad Daylight (Rodney Crowell), dat aanvangt met een prachtige mandoline en even later opgevuld wordt met de juiste meerstemmigheid.
En dan is het aan The Seatsniffers. Op geheel eigen manier openen zij met Treat Her Right (Roy Head), waarbij de saxofoon een hypnotiserend deuntje mag spelen. De luisteraar herkent ongetwijfeld Walters stem, al voel je gewoon dat hij eraan gewerkt heeft om het nummer extra cachet te geven. De 'goesting' die afdruipt van het eerste nummer, klinkt trouwens ook door op de rest van de plaat.
Interessant is ook om eens na te gaan welke artiesten belangrijk genoeg zijn om de plaat te halen. Dat Hank Williams tussen het lijstje staat (I’m A Long Gone Daddy), mag eigenlijk niemand verbazen. Maar ook The Cramps (Weekend On Mars) waren duidelijk van belang. Het gevoel van UFO, een nummer uit het Sniffers-debuut van ’97, komt weer helemaal bovendrijven. En Piet (drum) mag het nog eens waarmaken op zang. Deze keer steekt hij Belle Amie (Art Neville) in een aandoenlijk kleedje.
De luisteraar die net kennis maakt met deze bands krijgt meteen waar hij om gevraagd heeft. Kort en bondig samengevat: een introductie op hedendaagse roots-muziek. De meer doorwinterde fan kan dan weer urenlang surfen op zoek naar meer info over de oorspronkelijke artiesten. En in beide gevallen kunnen wij dat alleen maar aanmoedigen.