The Stooges - The Weirdness

Virgin Records

Een van de meest geslaagde reünies van de laatste jaren is die van Iggy Pop & The Stooges. Een pre-punk line-up die niet veel verschilt met die van de originele bezetting, bezorgde een feeststemming op menig festival. Maar het is niet zomaar een reünie. Met opnieuw een ongetwijfeld boeiende festivalzomer op het programma is er voor het eerst in vierendertig jaar een plaat uitgekomen.

The Weirdness



Iggy en zijn Stooges sloten zich voor een tijdje op in een buitenhuis in Florida om te werken aan de nummers die op 'The Weirdness' zijn terechtgekomen. Als buitenstaanders zien we meteen een dolle boel voor ons: een mega-jam die keer op keer eindigt in feesten die het huis op zijn grondvesten doen trillen. Misschien hebben die fuiven ook echt plaatsgevonden, maar de plaat is daar dan niet zo zeer de soundtrack van geworden. The Stooges concentreren zich op degelijke en zeer transparante rock-'n-roll zonder ook maar een beetje zelfbeheersing te verliezen. In eerste instantie klinken de nummers zelfs een beetje eentonig, maar al gauw wordt dit goedgemaakt door de aanstekelijke refreinen van bijvoorbeeld She Took My Money, Free and Freaky (In The USA) en My Idea of Fun.
 
Het feit dat het hier om The Stooges gaat, werpt wel een bijzonder licht op de zaak. Veel mensen hebben automatisch hoge verwachtingen van zo'n plaat. Het is onvermijdelijk 'The Weirdness' te gaan vergelijken met de klassieke albums uit de periode 1969-1973. En hoe leuk het nieuwe werk ook is, het valt direct op dat de band in de studio niet meer beschikt over dat gebonden geluid van gruizige gitaren, denderende bas en meeslepende zanglijnen. Een geluid dat popgeschiedenis schreef.
 
Op 'The Weirdness' smelten de instrumenten niet samen maar zijn ze door producer Steve Albini keurig geordend en maken zo de indruk geheel los van elkaar te staan, hoewel dat ook wel het werk is van de eenvoudige gitaarpartijen. De sfeer die ontstaat roept, mede door de knallende snairdrum, enige associaties op met The Pixies. Uiteraard is ook de stem van Iggy Pop veel doorleefder en minder krachtig dan een kleine veertig jaar geleden. Maar doordat we dat al jaren gewend waren van zijn solowerk klinkt dit hoe dan ook vertrouwd. Wel zijn we het met sommige critici eens dat de bas van Mike Watt (de enige nieuweling in het gezelschap) veel te zacht staat.
 
De kunst is nu de plaat los te zien van het oude werk. De conclusie is dan dat op z'n minst de eerste helft van het album meer dan de moeite waard is. De bewering "rock critics wouldn't like us at all" in het openingsnummer Trolin kan beschouwd worden als een uiting van onbewuste bescheidenheid. Verderop wordt het af en toe wat moeilijker om er met de volledige aandacht bij te blijven. De saxofoon van Steve Mackay zorgt dan voor wat verfrissing. Het zou een mooie stunt geweest zijn om het titelnummer - een melige ballade waarop Pop lachwekkend laag en vals zingt als alleen Lou Reed en hij kunnen doen - ergens tussen de laatste nummers te plaatsen voor wat meer evenwicht op de plaat.
 
'The Weirdness' zal waarschijnlijk wel enkele nummers leveren voor het live-repertoire van de komende jaren. Er is best over heen te komen dat The Stooges op plaat niet meer klinken als vroeger. Maar het ontbreekt op dit schijfje wel aan een echte knaller, één spectaculair nummer waar we naar uit hebben gezien. Als troost is er echter de wetenschap dat er nog veel optredens zullen komen waarbij de heren helemaal los zullen gaan.
8 november 2008
Tino Fella