Tony Joe White - Uncovered
Swamp Records

De laatste twintig jaar heeft White meer succes in Europa, meer bepaald in Frankrijk. Maar dit album is nog eens wereldwijd uitgebracht. Voor ‘Undercover’ kon hij een beroep doen op een sterke schare muzikanten/collega’s/vrienden. En niet van de minsten: J.J. Cale, Eric Clapton, wijlen Waylon Jennings, Mark Knopfler en Michael McDonald.
Die stem van White kan je niet anders dan karakteristiek noemen en is samen met de sterke songs die hij schrijft zijn beste troefkaart. Terecht wordt hij beschouwd als de grondlegger van de “Swamp Music”: de énige echte zompige moerassound, drassige en onderkoelde blues. Muziek op een zwoele zomeravond in de Bayou. Door de hitte ga je waarschijnlijk vanzelf trager spelen en lager zingen.
Er wordt hier op een zeer hoog niveau gemusiceerd en de productie is clean en bijzonder goed afgewerkt. Maar het zingen zelf is bij momenten nogal ongeïnspireerd. Met alle respect voor de man zijn staat van dienst maar de zangpartijen zijn soms vreselijk lijzig. Niet toevallig dat een aantal gasten waaronder J.J. Cale en Mark Knopfler (van Dire Straits) diezelfde wat zeurderige zangstijl hebben.
Zoals dit tegenwoordig met dit soort van duet cd’s wel meer gebeurt, hebben sommige muzikanten elkaar niet gezien of gehoord in de studio. Eric Claptons bijdrage is opgenomen in Londen en dan via de digitale technologie verstuurd naar de States. Gelukkig is dit er niet aan te horen.
Dit is muziek zoals Blue Blot of The Robert Cray Band ook brachten. In een rokerig truckerscafé komt dit goed tot zijn recht. Laid-back en bluesy. De heren hebben duidelijk hun tijd genomen. Louvelda (samen geschreven met J.J. Cale) borduurt verder op hetzelfde trage tempo.
Pas met Rebellion gaat het tempo dan toch iets omhoog maar helaas niet voor lang want Shakin’ The Blues doet daarna exact wat zijn titel belooft. Raar maar waar: het is Michael McDonald (jawel, die van de Doobie Brothers) die vocaal de meubelen redt, toch op die momenten dat hij solo mag zingen in Baby, Don’t Look Down.
De muziek is schitterend gespeeld met een vakmanschap dat doet denken aan artisanaal gebrouwen en in houten vaten gerijpte spirituele drank maar met drie remakes van eerdere hits ontgaat ons een beetje het nut van deze cd. Toch vermelden dat Taking The Midnight Train de nieuwe behandeling met gemak doorstaat en één van de hoogtepunten is. Het slotnummer Keeper Of The Fire is een nobel statement en ook het enige nummer dat een lekker eindje weg swingt. Maar geef ons dan toch maar liever het originele werk uit de jaren zestig.
8 november 2008