Trent Reznor & Atticus Ross - The Girl With The Dragon Tattoo
The Null Corporation
Trent Reznor en Atticus Ross leverden al eerder een donkere soundtrack af voor 'The Social Network'. Nu is Stieg Larsson-verfilming 'The Girl With The Dragon Tattoo' aan de beurt. Het is een complexe thriller geworden en de esthetiek van Reznors muziek ondersteunt perfect de sfeer van de film. Maar is de soundtrack ook een aparte entiteit, die je zonder de film kan beluisteren? Absoluut, maar een evidente luisterbeurt moet je niet verwachten.

Zo staan er bijvoorbeeld maar twee echte songs op de drie uur durende soundtrack. De opener is een cover van Led Zeppelins Immigrant Song met Karen O van The Yeah Yeah Yeahs op zang. Best beluisterbaar, want we houden wel van juffrouw O's postmoderne, meisjesachtige vocal. Gekoppeld aan Reznors gevoel voor barokke elektro en die eeuwig scheurende Zepsong moest er wel iets redelijk uit de bus komen.
Negenendertig (!) tracks later horen we pas terug een song met een vocal: Is your love strong enough is een nummer van Roxy Music-frontman Bryan Ferry, dat hier door Reznors zijproject How To Destroy Angels wordt gebracht. Kristalheldere, onderkoelde pop die perfect aansluit bij de film, maar wanneer we het zonder beelden beluisteren vinden we de zang van Mevrouw Reznor toch wat zeurderig uitvallen en die twee tikkende synthesizernoten ronduit irritant.
Dan blijven er nog zevenendertig andere brokjes muziek over. Reznor en Atticus nemen ons mee naar een geheimzinnige welvaartsstaat in verval. Via druilerige, Zweedse bossen en ondergestofte bibliotheken komen de complexe personages dichterbij een ontknoping en al hun handelingen worden subtiel onderlijnd door de soundtrack.
Natuurlijk is dat het opzet van de meeste soundtracks: nooit de aandacht opeisen en enkel mee het ritme en de sfeer van de film ondersteunen. Traditionele songelementen als strofen, refreinen en zanglijnen zijn dan niet meer relevant. Meer nog: ze zouden storen. Wat krijgen we dan wel? Pulserende bastonen in arpeggio en krioelende midinootjes met dronende ijle synthesizers eroverheen bijvoorbeeld. Maar ook blazersamples die pitchshiften tussen een Lynchiaanse droom en de stonede werkelijkheid. Een onheilspellend glockenspiel dat waarschuwt voor gevaar.
Datzelfde riedeltje glockenspiel is een terugkerend thema in verschillende tracks en geeft de soundtrack en de film een eigen identiteit. Het is muziek, maar geen popmuziek meer.
Hoe langer je ronddwaalt in deze enigmatische soundtrack, hoe meer het opvalt dat popmuziek de luisteraar wil laten ontsnappen, weg uit zijn eigen leven. Deze soundtrack confronteert de luisteraar met zichzelf en daagt hem uit om zélf een film te (be)leven terwijl de tracks voorbijflitsen. Ideaal dus, voor lange, nachtelijke autoritten, wandelingen door ondergesneeuwde bossen en eenzaam computerwerk.
Zoals vroeger de grote schilders zich ook ten dienste stelden van een broodheer en bloedmooie staatsieportretten afleverden met een subtiele eigen stijl, zo hoor je hier ook muzikale vakmannen met Hollywooddollars aan het werk. Ze zijn niet in de valkuilen getrapt die met dat soort budgetten gemoeid zijn: ze maken het zichzelf niet gemakkelijk, dansen op de grens tussen pop en kunst en geven een oprechte ziel aan de film.