Virginia Wing - Private LIFE

Fire Records

Private LIFE

Minder dan drie jaar na ‘Ecstatic Rainbow’ is Virginia Wing opnieuw daar met een album dat wel een patchwork lijkt van willekeurig aan elkaar gestikte synths, samples en beats, maar dat toch geweldig klinkt.

De voorbije jaren zat Virginia Wing echt op een creatieve wolk. Tussen 2016 en 2018 leverde de band maar liefst drie albums af zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten. Getuige daarvan de vorige plaat ‘Ecstatic Rainbow’. Dat het nu drie jaar duurde eer de opvolger klaar was, zou kunnen wijzen op enige moeheid, maar in 2019 was er ook nog een naamloze cassette en vanaf de eerste beluistering van deze plaat blijft van het vermoeden van moeheid geen spaander heel.

Met ‘Private LIFE’ keert de band de pop grotendeels de rug toe en zoeken de Mancunians weer eerder heil in experiment. De plaat moest dan ook een afspiegeling zijn van ons dagelijks leven dat soms een schier eindeloze chaos lijkt waarin langs alle kanten prikkels op ons afgevuurd voelen. Dat de band zelf ook onder spanning stond de voorbije jaren, sijpelt ook door in de muziek. De drie leden ondergingen persoonlijke, emotionele en mentale trauma’s en thema’s als hoop, wanhoop, impuls, verslaving, drang en schaamte passeren dan ook de revue.

Het maakt van ‘Private LIFE’ één van de meest gewaagde, maar ook oprechte experimentele popplaten van het jaar. Centraal staat nog steeds de onderkoelde zang van Alice Merida Richards, maar daarrond dartelen de drums van Sebastian Truskolaski speels en onvoorspelbaar en borrelen de synths, samples, gitaar en sax van Richards en Sam Pillay als nooit eerder tevoren.

Er is zoveel te horen dat je oren tekort komt. Ondanks de twee instrumentale inermezzo’s lijkt het soms alsof alle zuurstof uit de plaat wordt gezogen. Dat was ongetwijfeld de bedoeling, maar het maakt wel dat je de teksten uit het oog verliest en wordt meegezogen in een maalstroom van meerlagige improvisaties die tijdens de hele plaat om aandacht strijden. Dit is duidelijk een plaat die meerdere beluisterbeurten nodig heeft.

Af ten toe klinkt de band iets toegankelijker zoals op de voorganger. Opener I’m Holding Out For Something bijvoorbeeld, dat we al als single kennen, drijft vooral op een heel diepe bas en de stem van Richards. De synthlijnen zijn hier eerder mooi, fris behang dan overheersend en verwarrend. En ook die andere single St. Francis Fountain met de gekke fluitjes klinkt ondertussen vertrouwd. “Is this the price of living? Is it too high?”, vraagt Richards zich hier af. Maar ze laat ook plaats voor een uitweg: we moeten ons alleen niet laten afleiden.

Ook OBW Saints is een relatief rustpunt. De diepe bassen bonken onder het oppervlak, maar op een warme manier die mooi in contrast staat met de onderkoelde zang van Richards. Hier is wel ruimte gelaten voor wat stilte zonder dat de spanning volledig wegvloeit. Integendeel, de sax krijgt hier de ruimte om heerlijk te kringelen en ons mee te nemen naar de warmte van een bos na een hete zomerdag. Grappig ook hoe in dat bos plots een orkestje opduikt dat When The Saints Go Marching In speelt.

Het zijn dat soort details dat deze plaat genietbaar houden bij een eerste ontdekkingstocht. Wat dat betreft, is trouwens ook 99 North een aanrader. Synths, die van Strawberry Switchblade lijken te komen, worden vermengd met een Laurie Anderson-esthetiek en weer die warme sax die wel symbool lijkt te staan voor het genezingsproces van de aangehaalde persoonlijke problemen.

Virginia Wing maakte het dit keer niet gemakkelijk, maar het is dit soort platen dat over pakweg tien jaar nog interessant klinkt.

16 februari 2021
Marc Alenus