White Hinterland - Baby
Dead Oceans
White Hinterland bracht dit jaar haar vierde plaat uit. Of haar derde, want het debuut werd nog uitgebracht onder de naam Casey Dienel. Op ‘Baby’ presenteert ze zich als een mengelmoes van An Pierlé, Florence Welsh, Lorde en Lana Del Rey en is ze niet vies van een experimentje.

Casey Dienel is niet voor één gat te vangen. Na haar studies aan het conservatorium in Boston bracht ze in 2005 ‘Wind-Up Canary’ uit, een plaat die opgenomen was onder conservatoriumvrienden, niet eens met de bedoeling om de nummers als plaat uit te brengen. Een kopie van deze opnames kwam bij Hush Records terecht, waarna ze meteen aan de opnames van een echte plaat mocht beginnen.
Klonk ze op haar debuut nog als een soort Regina Spektor, dan was opvolger ‘Phylactery Factory’ een rasechte jazzplaat. Met ‘Kairos’ in 2010 bracht ze haar eigen ‘Kid A’ uit, weliswaar niet met dezelfde impact. Plots klonk de blonde jazznimf afstandelijk en zat ze verborgen achter koele beats. Op deze vierde, ‘Baby’ en na verandering van label, lijkt ze een evenwicht gevonden te hebben tussen al die gedaanten. Dit is een plaat waarvoor de ontdekking van ProTools een noodzakelijke stap was in haar ontwikkeling en een plaat waarin voor het eerst een echte toekomst voor White Hinterland hoorbaar is.
Daarvoor kon Casey rekenen op de steun van Sean Carey, de kompaan van Bon Iver die dit jaar nog een soloplaat uitbracht onder de naam S. Carey, Neal Morgan, die zijn strepen al verdiende als drummer bij Joanna Newsom en Bill Calahan, en Cole Kamen-Green, die de trompet inspeelde op enkele nummers van Beyoncé. Maar referenties als deze zijn natuurlijk niets waard als het aan de basis niet goed zit. En als je opgaat in de massa door een gebrek aan durf of kunde. Van beide demonstreert Casey Deniel genoeg op ‘Baby’.
Af en toe doet de plaat ongemakkelijk aan. Zoals in het prille begin wanneer de eerste minuut van Wait Until Dark uit niets meer bestaat dan een stem. Het is een opluchting als de piano dan haar intrede doet en de song ontwikkeld wordt tot iets dat van An Pierlé had kunnen zijn. Die piano blijft overigens verderop aan de kant staan met uitzondering van het mooie David over het gebrek aan religieuze overtuiging in het leven van de zangeres (“Whatever you say, don’t say you’re lucky / whatever you do, don’t call it chance” en “This life is the only life I wanna live”) en de afsluiter Live With You.
In Dry Mind doet de elektronica haar intrede en mixt Deniel haar eigen stem waardoor ze plots als Lorde klinkt, een vergelijking die ook nog stand houdt in Ring The Bell tot de blazers hun intrede doen en het nummer zich ontwikkelt tot iets dat niet zou misstaan in een tent op Pukkelpop.
Tekstueel spaart ze zichzelf niet met regels als “I never gave you the best of me / I was saving it for myself” (Dry Mind) of “Is this my weakness?”, dat ze blijft herhalen als een mantra in de titeltrack waarin haar vocale uithalen, net als in Sickle No Sword, aan Florence Welch doen denken.
In White Noise omarmt ze de chaos met een batterij blazers. In Metronome begraaft ze een potentieel populaire song onder bevreemdende keyboardgeluiden en na een tweeënhalve minuut ook onder een lading industriële beats. Deniel schrijft popsongs en maakt ze dan interessanter.
‘Baby’ is de eerste plaat van White Hinterland die meer is dan een belofte, in welke richting dan ook. Casey Dienel toont zich hier een interessante muzikante, die weet hoe ze popsongs moet schrijven én hoe ze die interessant moet houden voor een meer alternatief georiënteerd publiek.