Wild Nothing - Life Of Pause
Bella Union
Er is inderdaad niets wilds aan Wild Nothing. Net als zijn vorige platen (‘Gemini’ uit 2010 en ‘Nocturne’ uit 2012) is zijn muziek iets voor dromers.

Met deze plaat wou Jack Tatum, de man achter Wild Nothing, absoluut geen doorslagje maken van zijn vorig werk. Hij wou zichzelf heruitvinden en zich zeker niet vastpinnen op een genre. Hij ging dan ook aan het experimenteren in zijn hoofdkwartier in Brooklyn en trok daarna naar L.A. en Stockholm voor de opnames met producer Thom Monahan (Devendra Banhart, Vetiver).
Bedoeling was om een meer natuurlijke en organische sound te creëren; en dat is zeker gelukt. De plaat mocht misschien wat spannender klinken af en toe, maar Tatum slaagt er wel in om een coherente plaat af te leveren, die bij tijden heel erg herinnert aan de new romantics van de jaren tachtig (waarvan o.a. Japan, Talk Talk, A Flock Of Seagulls en Ultravox de vaandeldragers waren), maar die ook andere elementen bevat.
Het album start spannend met Reichpop . Na een dromerige intro valt de Zweed TK in op marimba en word je anderhalve minuut op het verkeerde been gezet. Het is pas wanneer John Ericsson van Peter, Bjorn en John en gitarist Brad Laner van Medicine komen meedoen dat we het ware gelaat van de plaat te zien, nu ja, te horen krijgen.
Dat gelaat (of geluid) is dus braaf, zeker in de eerste tracks. Het is wachten tot track vier, het gebalde Japanese Alice eer we nog eens singlemateriaal te horen krijgen. Maar dat is wel meteen de start van een sterk middenluik, want ook de titeltrack en de drie daaropvolgende songs houden de aandacht moeiteloos vast.
To Know You is absoluut het beste nummer van de plaat. Niet moeilijk, de gelijkenis tussen dit en dit meesterwerk zijn wel erg groot. Benieuwd wat Mark Hollis er van denkt. Is het een eerbetoon of toch iets te makkelijk kopieerwerk? Zelf noemt Tatum deze plaat alvast zijn meest volwassen en eerlijke werk.
Na dit hoogtepunt weet Wild Nothing het niveau voldoende hoog te houden zonder evenwel nog echt te verrassen. De desolate piano van Adore doet wel nog opkijken, maar al gauw wordt de sfeer weer dromerig. Helemaal warm worden we weer pas bij de saxofoons op Whenever I, een instrument dat ook door de new romantics gretig omhelsd werd, maar hier wordt ingepast in dromerige r&b.
De derde plaat van Wild Nothing is dus een rustig glooiend sonisch landschap met een spannend begin en een heel boeiend middenstuk. Niet wereldschokkend maar wel een zalig middel om alles even op pauze te zetten.