Field Music, redders van de geraffineerde popsong

Column

Twee ogenschijnlijk doordeweekse sjarels trotseren het monster dat muziekindustrie heet en benevelen de aardbol vanuit hun Noord-Engelse hoofdkwartier bij tijd en wijle met welriekend popmanna. Field Music heeft mijn liefde en verdient de jouwe. Afspraak in Trix op 5 april?

Field Music, redders van de geraffineerde popsong

 

In 2010 verklaarden de Brewis-broers nog dat ze vijfduizend pond per jaar verdienden. Maar bij elke nieuwe plaat pusht de vakpers hen dieper in het collectief bewustzijn. Dit jaar schoot Field Music de Britse Album Top 30 in met ‘Open Here’. Een titel die ik graag lees als een oproep: trek nu eindelijk eens dat blik pop-zonder-houdbaarheidsdatum van Field Music open.

Het is eruit: tijdloze popmuziek. Peter en David Brewis zijn vaklui op dat vlak, met een voet in de traditie en treinladingen inventiviteit. Daardoor behoren ze tot dezelfde stamboom als Tears For Fears, XTC, Prince, Abba, Fleetwood Mac, Queen, 10cc, Steely Dan, Bowie en The Beatles. Zeg ik dat Field Music de Fab Four van vandaag is? Ik laat die gedachte hier even achter.

Een vraag uit een recent interview in Uncut Magazine blijft me bij: “Weten jullie eigenlijk wel hoe goed jullie zijn?” Ik begrijp waar die vraag vandaan komt. De Brewissen zijn meer muzikant dan zakenman. En zo down-to-earth en bereikbaar dat ze gerust postbode, kruidenier of verpleger hadden kunnen zijn.

Rocksterallures? Dat kennen die mannen ook maar van op de teevee. Maar ondertussen stapelen ze de vier- en vijfsterrenrecensies op met kunstige pop, vol gehakte ritmes, gebroken funky baslijnen, harmonieën uit de golden age, venijnige gitaren en barokke strijkers en blazers. 

Come on, you British cunts!

Ik draai de klok terug naar 23 april 2010. De Petrol aan de D’Herbourvillekaai, nu verdwenen.

Er speelt zich een surrealistisch tafereel af. De donkere hal is nagenoeg leeg. De weinige aanwezigen letten nauwelijks op de projectie van 'The Holy Mountain', Jodorowsky’s christusepos uit 1973. Pas wanneer Roadburg opkomt, concentreren alle blikken op een punt.

Even later imponeert Field Music met puntige versies van hun beste songs (Give It Lose It Take It, If Only the Moon Were Up, Effortlessly, Something Familiar). En ook al is David Brewis zijn stem kwijt, de haastig herwerkte harmonieën hebben effect. De show stopt abrupt, zonder bisronde. De kreet “Come on, you British cunts!” van een benevelde onverlaat uit het publiek ten spijt. Gekke toestanden om niet te vergeten.

Heel gewone jongens, hoor

Fast forward naar 2016: Les Nuits Botanique. Terwijl het buiten in de Kruidtuin bruist van de activiteit, bemannen David en Peter Brewis hun merchandisingtafel. Ze solliciteren niet naar de titel van "nicest guys in the business". Ze zijn zo geboren.

Ons gesprekje buigt al snel om naar de verdiensten van Queen-plaat ‘Jazz’. Want die prijkt als rekwisiet op een van hun singlehoesjes.Fun It,” lacht Peter Brewis een van de songs toe, “What was that all about?”

Dat de Orangerie minder dan halfvol staat, deert de band niet. De Brewis-broers en hun makkers spelen eerst een vlekkeloze set, ontmantelen dan de drums, rollen de kabels op en mengen zich tot slot opnieuw onder het volk. Altijd gewone jongens gebleven. 

Abbey Road achterna

De eerste twee Field Music-platen (2005 en 2007) brengen pop die tegelijk vrolijk en melancholisch was, met parels als It’s Not The Only Way To Feel Happy (een song waarvan ik zweer dat ik hem ken uit een vorig leven) en Closer At Hand.

De titelloze dubbelaar die volgt (2010, ook wel ‘Measure’ genoemd) steekt geen tandje, maar een volledig gebit bij. Op de laatste plaatkant schudt de band een songcyclus uit zijn mouw die ‘Abbey Road’ naar de kroon steekt. En idee dat ‘Plumb’ (2011) doortrekt in albumformaat.

Field Music slaagt er tegelijk in om knallers van singles uit te spuwen, zoals The Noisy Days Are Over en Disappointed (2016). In de schreeuwerige charts is geen plek meer voor zo’n kwaliteit. Maar David en Peter vinden wel de uitnodiging van Jools Holland op hun deurmat. En Prince out zichzelf als Field Music-fan op Twitter.

Don’t Pass Me By

Anno 2018 ziet alles er weer wat anders uit. Trump en Brexit, om maar twee euvels te noemen, verdelen de wereld danig. En daar hebben Peter en David Brewis wat over te vertellen – check de single Count That Up van ‘Open Here’. In de afsluiter van die plaat, Find A Way To Keep Me, trekken de veldmusici met bravoure de symfonische kaart. Onbeschrijflijk, maar ik deed een poging.

En dan de covers. De songs waarvan je normaal met je poten afblijft. Field Music verzamelt er in 2012 enkele op ‘Field Music Play …’ (2012), waaronder If There Is Something van Roxy Music, Born Again Cretin van Robert Wyatt en Fear Is A Man’s Best Friend van John Cale. Briljant, zonder uitzondering.

Maar de strafste track is toch die van Don’t Pass Me By van, weeral, The Beatles. Brewis zingt Ringo’s woorden, maar drapeert ze over het akkoordschema van Don’t Let Me Down.

Natuurlijk, the first cut is the deepest. Maar Field Music voegt iets toe dat diep uit hen komt. En geeft het origineel meer gewicht – met zin voor zelfrelativering en humor (de echte intro van Don’t Pass Me By plakken ze er op het einde aan), respect en vooruitgangsdrang.

Bescheiden grootmeesters

De Brewis-broers zijn grootmeesters in hun vak. Redders van de geraffineerde popsong.  Maar zijn zo bescheiden dat ook ik me afvraag: beseffen ze eigenlijk wel hoe goed ze zijn? Mijn oproep dus: laat Trix Bar maar goed vollopen op 5 april – het is er al niet groot. En laat de mannen voelen hoe goed ze zijn. Open here!

29 maart 2018
Fabian Desmicht