Kinderbueno

Column

Het is ons er eentje, die (pvg). Hij moet diegene zijn die hier zowat het langste van alle redacteurs ronddwarrelt op de daMusic-redactie. Nooit verlegen om een eigen mening, nooit verlegen om zonder al te veel omwegen zijn punt te maken. "Zijt nu kalm", zeggen we hem dan. Maar daar gaat hij alweer...

Kinderbueno

Ik ben “van den ouwe stempel”. Ik moet niet zonodig mijn ticket of de setlist of mijn verzameling lp’s of cd’s laten signeren door een artiest. Ik heb altijd een beetje gehouden van de barrière tussen artiest en publiek. Dat maakte van een rockconcert iets magisch. Na een optreden wordt de artiest weggeloodst door de catacomben van de concertzaal naar de aan de achterkant wachtende limousine. Misschien zelfs met een jas over zijn hoofd. En ik kon dan wegdromen. Naar de seks en drugs en rock-‘n-roll die, zo je wil, werd genuttigd in hotelkamers, die achteraf dan vakkundig werden gesloopt. Of gewoon de muzikant laten nagenieten van wat hij zonet gerealiseerd had. Met een glimlach om de lippen, languit op bed.

Maar uiteraard is dat alles geromantiseerd. En al zeker in deze economisch harde tijden waar songs zijn verworden tot eentjes en nullen tegen een donkere achtergrond en met een gifgroene, mislukte paraplu/paddenstoel als logo. Bands willen graag rechtstreeks contact met de fans, zoeken ze op, komen zelf naar de merchandise-stand om de dijken, die eeuwenlang rond de wild kolkende stromen stonden, te doorbreken. Ook daar heb ik begrip voor. Het is vaak gewoon een kwestie van overleven. Het is waarom groepen drie á vier keer tijdens dezelfde tournee in een kutlandje als België langskomen. Want voor een show wil een fan nog geld uitgeven; een plaat kopen is vaak al te veel gevraagd.

Maar waar ik eigenlijk naartoe wil, is de Kinderbueno. Inderdaad, die reep van de makers van Nutella, die - in mijn ogen althans - niet eens lekker is. Die reep dus, daar maken ze nu reclame voor op de tonen van Feel It Still, dat nummer dat Portugal. The Man plotseling de mainstream heeft in gekatapulteerd. Leuk nummer, niet hun beste werk, al gaan we hier niet redetwisten over kleuren en smaken. Maar dan krijg je dus van die scheefgegroeide toestanden, waarbij ze een concert in DOKGENT plotseling helemaal uitverkopen en die instantfans (benieuwd trouwens hoe lang ze die fans gaan houden) dan stomverbaasd toeluisteren hoe die besnorde en bebaarde kerels uit Portland de show openen met een cover van Metallica.

Maar we wijken af: Kinderbueno dus. Ik ga er alvast vanuit - lees: ik hoop vurig - dat ze die song hebben verkocht uit datzelfde, eerder vermelde, economische oogpunt (en dan maar meteen voor veel geld). En verder hoop ik dat al die “fans” die hen op Arras (en waarschijnlijk dus ook op Rock Werchter) gaan zien, daarna terugkeren naar hun Spotify-playlists om op zoek te gaan naar de volgende hit van het moment.

Want wat ik dus zeggen wil: ik wil Portugal. The Man terug als mijn geheimpje, mijn egoïstisch genot om te gelegener tijd uit de platenkast te vissen en me gniffelend de verbaasde en met grote ogen belegde koppen in DOKGENT voor te stellen. Dan is het enkel maar hopen dat David Byrne (in zijn ‘How Music Wor'ks') geen gelijk krijgt en de band geen nummers gaat schrijven voor het publiek dat nummers koopt op iTunes en geld in het laatje brengt, maar gewoon omdat ze goed zijn.

Zo, genoeg gezeverd; ik kruip terug in mijn eigen schulp en zet nog een plaatje op; van Spencer The Rover bijvoorbeeld. Hopelijk heeft Ferrero die nog niet ontdekt.

7 februari 2018
Patrick Van Gestel