Wouter Thijssen - Een realistische pessimist op weg naar zijn droom

Een realistische pessimist op weg naar zijn droom

Wouter Thijssen heeft een album gemaakt. Hij is er jarenlang mee bezig geweest, maar het resultaat mag er zijn: Nederlandstalige poprock die lonkt naar Britpop met inventieve teksten en ondersteuning van onder andere Mario Goossens (Triggerfinger) en Jo Jacobs (De Held). Het parcours, dat Wouter heeft afgelegd om daar te raken, is minstens zo interessant. En daarvoor gingen we even samen zitten.

 

Wouter Thijssen: Het is de eerste keer dat ik echt naar buiten kom onder eigen naam. Ik heb al in verschillende groepjes gezeten, trad in het verleden ook vaak met mijn Nederlandstalige liedjes op onder de naam Asta, maar da’s al een tijd geleden. Momenteel ben ik ook gitarist in Morrissey Indeed, een Morrissey- en The Smiths-tributeband die heel actief is in het Verenigd Koninkrijk, de Benelux en Duitsland. Dus podiumervaring heb ik ook al wel, maar het is alweer een tijdje geleden dat ik zelf in de spotlights heb gestaan.

Ik ben iets te jong om The Smiths zelf nog meegemaakt te hebben, toen ze nog bestonden, maar vanaf mijn zestiende ben ik er wel intensief naar beginnen luisteren. En dat is wel zowat de soundtrack van mijn late puberteit geworden. In de Hasseltse scholen vierden we Chrysostomos; hier noemen ze dat "de Honderd Dagen". Er viel me altijd één nummer op dat gedraaid werd op de fuiven en dat bleek Bigmouth Strikes Again te zijn. Een cassette met een Best Of van een klasgenoot heeft de rest gedaan. Een nummer van The Smiths is nooit vrijblijvend; het kan nooit zomaar aan je voorbij gaan. Maar qua gitaarspel hebben Bernard Butler en later Richard Oakes van Suede misschien nog wel een grotere invloed op mij gehad dan Johnny Marr.

Je kan wel goochelen met een mooie entourage. Mario Goossens, Jo Jacobs, Wladimir Geels (Noordkaap) en Dirk Cant (Vive La Fête). Hoe heb je dat klaargespeeld?

Jo en ik zijn in dezelfde straat opgegroeid; in Kuringen, deelgemeente van Hasselt. Hij is vier jaar ouder dan ik. Dus tijdens mijn kindertijd en jeugd hebben wij niet echt contact gehad. Ik ben gitaar beginnen spelen toen ik negentien was en Jo stond ook vaak buiten op zijn oprit gitaar te spelen. Ik had toen al ontzag voor hem, want hij was wel die oudere muzikant. Maar vanaf het moment dat ik drie akkoorden kon spelen, had ik ook meteen drie liedjes, toen al in het Nederlands. En na lang aarzelen heb ik de moed bij elkaar geraapt en ben ik op hem toegestapt. En dat was enigszins ontnuchterend. Ik kreeg een best wel kritisch oordeel van hem, terwijl ik dacht dat wat ik gemaakt had, geniaal was. (lacht) Sindsdien is hij altijd mijn klankbord én mijn strengste criticus geweest. Soms was dat verlammend, maar vaak heeft me dat ook vooruitgestuwd om het beste uit mezelf te halen.

Ik ben dan met een band begonnen met wisselende bezettingen, maar dat liep eigenlijk nooit helemaal zoals ik het wilde. Ik merkte dat we het live nooit helemaal konden waarmaken. En dat werd almaar frustrerender. Op een bepaald moment heb ik dan het drastische besluit genomen om alleen verder te gaan. Mijn toenmalige drummer kreeg les van Mario Goossens. Ik heb dan mijn stoute schoenen aangetrokken, hem opgebeld en hem vervolgens de demo’s gestuurd. Hij hoorde blijkbaar wel iets in de songs en is dan met Wladimir Geels en met mij – een totale nobody – de studio in gekropen. Ik stond toen als leerkracht Engels in het onderwijs en ik ben toen verschillende zomervakanties met die bezetting de studio in gekropen. De eerste keer was trouwens in 2005, ik mag er niet over nadenken hoe lang dat ondertussen geleden is. (lacht)

Je zingt in het Nederlands, dat blijft opmerkelijk. Eigenlijk is het paradoxaal: een artiest krijgt nooit de vraag “Waarom zing je in het Engels?” terwijl niet Engels, maar Nederlands onze moedertaal is. En van zodra je besluit om het in het Nederlands te proberen, ben je een rariteit.

Ik heb altijd een album willen maken, een Nederlandstalig album. Een goede Nederlandstalige rockplaat, voor minder ging ik niet. Ik ben groot geworden met het gegeven van een album. Een plaat opleggen en die in het geheel beluisteren met het boekje erbij is nog altijd een ervaring op zich. Er was toen ook nog veel minder afleiding. Het was wel een heel andere tijd. In mijn jeugd lag de verveling altijd om de hoek en ik vulde die op door platen te kopen met het weinige zakgeld dat ik had. Vandaag de dag is het best veel gevraagd van mensen om een album uit te zitten. En dat vind ik wel jammer. Ik denk dat er een heel essentieel aspect van muziekbeleving aan het wegvallen is.

Je hebt er van 2005 tot nu ongeveer aan gewerkt. Dat is lang. Is je doel altijd even duidelijk geweest of ben je onderweg ook ontmoedigd geweest?

Ik ben vooral ontmoedigd geweest door de ervaringen met de muziekindustrie. Het oudste nummer op de plaat is Nieuwe Kleren. Mario Goossens was een grote fan van dat nummer en dan begin je dat rond te sturen en gebeurt er niks. Ook nu breng ik mijn plaat uit in eigen beheer. In heel dat traject is er bij momenten interesse geweest, maar dat is altijd wel ergens misgelopen door met verkeerde mensen in zee te gaan, die me niet verder brachten.

Ik geef toe dat mijn twijfelzucht ook zal hebben meegespeeld. En het heeft lang geduurd voor het rijpingsproces ten einde was. Ik ben de eerste om toe te geven dat ik in 2005 nog lang niet klaar was. Ik heb ook zelf verschillende keren de handdoek in de ring gegooid, maar ik heb hem ook altijd weer opgepikt.

Op YouTube staat Gelijkheid. Dat nummer is niet op je debuutplaat beland.

Gelijkheid is echt een lentebries, terwijl de plaat toch iets donkerder en gespierder is. Het klopte gewoon niet om het er bij op te zetten. Het gaat vaak over de liefde op de plaat. Eigenlijk zijn het Polaroids van het wel en wee tussen mijn vijfentwintigste en veertigste levensjaar, alle hoogtes en laagtes. Gemis, wanhoop en verlies zijn zowat de universele thema’s die de nummers voortdrijven.

Over Winterdag schreef je op je Facebookpagina: “Het was een wrede, genadeloze ochtend, exact een jaar geleden. Rust zacht, lieve moe.” Gaat dat over een grootouder?

Dat gaat helaas over mijn moeder. Dat nummer had ik natuurlijk liever nooit geschreven. In januari 2017 is mijn mama gestorven, heel plots, naar aanleiding van een val van de trap. Ze was altijd mijn grootste supporter en heel kort voor haar dood – ik zat toen in een periode dat ik de plaat wat op zijn beloop liet - heeft ze nog duidelijk ontgoocheld gezegd: “Ga je daar nu niks mee doen?” En dat is voor mij één van de grootste drijfveren geweest om ze toch nog af te maken. Ik vind het heel erg jammer dat ze dat niet meer heeft kunnen meemaken.

Je bent oorspronkelijk van Hasselt, nu woon je in Antwerpen. Hoe ben je hier beland?

Ik heb in Antwerpen gestudeerd en het idee om in een grootstad te leven heeft me nooit losgelaten. Heel mijn muzikale leven speelde zich in Hasselt af, ik had er heel inspirerende en creatieve vrienden waaronder Jo en Marco Zanetton, maar ik heb me daar nooit echt op mijn plaats gevoeld. En Antwerpen is altijd aan mij blijven trekken. Ik was al een stuk in de dertig, toen ik besloot om naar Antwerpen te komen met een nieuwe baan. En dat was niet evident, maar ik heb nu wel het gevoel dat ik thuisgekomen ben. Ik ben in alles helaas een beetje een laatbloeier. (lacht)

Hoe komt het dat je zo laat bent beginnen gitaarspelen?

Ik had een oudere broer en oudere neven die me al vanaf een heel jonge leeftijd in contact brachten met muziek, de hardrock van de vroege jaren tachtig. En telkens als ik me verveelde, maakte ik als kind al liedjes in mijn hoofd. Alleen dacht ik toen nog dat iedereen dat deed. Ik ben dat altijd blijven doen en op een bepaald moment had mijn neef een gitaar gekocht en begon ik hem meteen te regisseren om zo tot een liedje te komen. Het klinkt nu onnozel, maar er zat een hele grote overtuiging in mij dat ik geen instrument kon bespelen, omdat ik geen handig persoon ben. Ik dacht écht dat het fysiek buiten mijn mogelijkheden lag. Soms betreur ik dat het zo lang geduurd heeft. Ik kom ook helemaal niet uit een creatieve of muzikale familie. Maar het is wat het is.

Je zei net al dat je een twijfelaar bent. Toch heb je op bepaalde momenten in je leven niet voor de meest evidente weg gekozen, voor de onzekerheid.

Ik denk dat ik wel vooruitgang heb gemaakt op dat vlak, ik was vooral een twijfelaar. En inderdaad, ik heb soms niet voor de zekerheid gekozen, alhoewel ik er wel een grote behoefte aan heb. Maar ik kan ook niet in een leugen leven en ik denk dat de generatie van onze ouders en grootouders dat te vaak heeft gedaan. Levens werden toen nog gedicteerd door traditie en door “Wat zullen de mensen denken?” Dat is misschien wel één van de redenen waarom bij mij alles zo lang geduurd heeft. Ik was op zoek naar een eigen pad en een eigen stem. Ik heb kleine stapjes gezet om die best wel ambitieuze droom waar te maken.

Ben jij een optimist, een realist of een pessimist?

Ik denk dat ik een realistische pessimist ben.

En is dat op zichzelf al niet pessimistisch?

Ik ben nog niet zo ver dat ik me niet druk kan maken in dingen die ik niet kan veranderen. Het is toch heel moeilijk om je niet druk te maken over de klimaatopwarming? Of over de beproevingen die gepaard gaan met het fietsen in Antwerpen? Daar erger ik me echt aan. En het frustreert me. Ik denk gewoon dat ik niet zoveel aanleg heb om heel optimistisch in het leven te staan. Ik zou ook geen liedjes schrijven, als ik geen aanleg voor melancholie had. Het zijn de worstelingen en turbulenties die meestal tot creëren drijven.

De plaat is er nu. Je bent je droom aan het waarmaken. Zijn er ook dromen die je gaandeweg begraven hebt?

Ik ben een vroege veertiger, maar ik denk dat ik nog best wel veel dromen en strijdlust heb. Maar  de hoogdagen van de Nederlandstalige rock zijn natuurlijk voor een groot deel voorbij. Andere muziekgenres zijn heel dominant aanwezig, maar tegelijkertijd merk ik ook dat heel wat mensen op hun honger blijven zitten wat Nederlandstalige muziek betreft.

Ik heb altijd gehoopt om een groot publiek te bereiken. Ik geloof ook dat mijn muziek veel mensen zou kunnen aanspreken, maar daarvoor moet je wel een aantal poortwachters aan je zijde krijgen. Ik zou gewoon een paar clubconcerten kunnen doen met een band, maar daarvoor heb je eerst een publiek nodig. En zolang de deur naar de radio dicht blijft, ben ik verbannen tot de marge. En dat is heel frustrerend. Ik weet dat ik de radio nodig heb om een volgende stap te kunnen zetten.

Wat is de volgende stap die je zou willen zetten?

Een tweede plaat maken, gek genoeg. Ik ben al bezig met nieuwe nummers en met een rode draad. Er is op dit moment ook geen publiek om voor te spelen en zolang al de puzzelstukken niet in elkaar zijn gevallen, ga ik gewoon verder op het pad dat ik aan het bewandelen ben. Ik blijf koppig en ik ga een tweede Nederlandstalige rockplaat maken. Punt!

Dit interview verscheen ook op Newsmonkey.

28 april 2019
Geert Verheyen