Zimmerman - Dit moest mijn debuutplaat worden, nu of in 2048

Bij Balthazar hebben ze de pauze collectief aangegrepen om een aantal soloprojecten te lanceren. Eerder hadden we al een interview met Maarten Devoldere over zijn nieuwe project Warhaus.. De tweede in het rijtje is bassist Simon Casier, die nu uitpakt met ‘The Afterglow.’ We mogen Casier nu ook aanspreken met Zimmerman en wilden weten of hij zichzelf vernoemd had naar Robert Zimmerman?

Dit moest mijn debuutplaat worden, nu of in 2048

Simon Casier: Natuurlijk, maar onrechtstreeks. Het komt eigenlijk uit het nummer God van John Lennon, waarin hij op het einde zingt: “I don’t believe in Elvis / don’t believe in Zimmerman / don’t believe in Beatles”, en die Elvis en die Beatles kende ik, maar die Zimmerman niet. En dan ben ik die gaan opzoeken en dan bleek dat Bob Dylan te zijn. Toen dacht ik al – lang geleden – dat ik die naam wilde gebruiken als ik ooit een plaat zou maken.

In alle aankondigingsteksten voor Zimmerman wordt er vroeg of laat naar The Strokes verwezen. Fan?
Halve fan, eigenlijk. Ik ben fan van het gedeelte Julian Casablancas in The Strokes; geen fan van Casablancas zelf, want zijn soloplaten heb ik nog niet eens beluisterd. Hoe hij schrijft en zingt op die eerste albums van The Strokes, dat heeft me erg geïnspireerd. De reden waarom mensen de vergelijking maken is omdat de stem zo vuil klinkt op de plaat. Een vergelijking met Eels of Sparklehorse had ook gekund.

Uit de perstekst: “Hij had al vijf keer een debuutplaat kunnen uitbrengen, maar pas nu acht hij de tijd rijp.” Dan luidt de logische vervolgvraag: waarom nu wel?
Ik schrijf al heel mijn leven lang. Ik heb nog cassettes liggen met liedjes van toen ik elf of twaalf jaar was. Heel die boel is gecatalogiseerd. Ik heb zelfs al demoplaten opgenomen met telkens een elftal nummers met titels in een bepaalde volgorde, maar ik had nooit het gevoel dat ik ze moest uitbrengen. Bij deze had ik dat wel, want zowel muzikaal als tekstueel – de break-up – klopte het. Ik heb ze nu al twee jaar geleden geschreven ondertussen. Nu was de tijd er rijp voor. Dit zou mijn debuutplaat worden of het nu november 2016 of februari 2048 zou zijn. En omdat we met Balthazar nu toch een pauze nemen, was het tijdstip ideaal.

In een interview met The 405 laat je uitschijnen dat een plaat maken wel heel is gemakkelijk klinken: “Er zit niet veel van een proces in het schrijven van een song voor mij. Ik heb elk nummer op de plaat in vijf minuten geschreven.”
Het klinkt arrogant, inderdaad. Wat er eigenlijk had moeten staan is: "De basis van een nummer is er in vijf minuten; het fundament". Ik bedoel maar: ik moet er niet voor gaan zitten; ik moet er niet voor op reis gaan. Als het moet, functioneer ik niet. Ik moet songs kunnen schrijven tussen de soep en de patatten; ik moet een rondslingerende gitaar kunnen vastgrijpen en wat tokkelen. Daarom die uitspraak over die vijf minuten. Ik schrijf ook tien slechte songs voor elke goede song. En die slechte songs heb ik ook nog, ergens.

Je hebt er heel bewust voor gekozen om zelf te produceren; naar eigen zeggen omdat je met een externe producer alleen maar boel gemaakt zou hebben.
Anderen zeggen me dat ik geen moeilijke mens ben om mee te werken, maar nu gaat het over mijn kindjes, mijn songs. Dus ik wilde voor mijn eerste eigen plaat honderd procent baas zijn. Uiteraard heb je mensen nodig. Ik heb met muzikanten gewerkt, maar de samenwerking met een producer zou misgelopen zijn. Misschien wil ik het bij een volgende plaat wel doen, maar nu niet. De debuutplaat zat al helemaal in mijn hoofd zoals ik ze wilde.

Zoals je in The Afterglow zingt: “I do what I want / and I did what I wanted.”
Voilà, het gaat niet eens daarover, maar het past er wel goed bij.

In Someday Maybe zing je: “I keep asking questions / and my answer is always the same / Is it worth the effort we put in?” Dat geeft aan dat er een lange twijfelperiode aan de uiteindelijke breuk vooraf is gegaan.
Zeker, The Afterglow is ook een metaforische titel: de nagloed. De plaat gaat over hoe we aan twee kanten voelden dat er twijfel was; dat het naar een einde toe liep zonder dat iemand het durfde uitspreken. Daar heb ik over geschreven. En dan zijn er nog drie terugkijknummers ook. Toch zijn de nummers situatiegebonden. Ik zing amper naar haar toe. Soms zing ik ook over mezelf als “you”. Ik denk niet dat ik haar kwaad doe; het was gewoon op. Misschien hebben we niet genoeg ons best gedaan. Maar misschien wilden we dat ook gewoon niet meer.

“Everything happens for a cause”, zing je in What Will We Do? And When?
Daar zing ik het, inderdaad. Ik wil dat niet veralgemenen naar het leven, maar in deze context bedoel ik dat het geen zin heeft om bepaalde dingen te blijven rekken, te forceren. In You Won My Heart - over Noémie Wolfs - krijg je de andere kant: de liefde besluipt je, ook als je dat niet wil. Ook daar heeft het geen zin om de boel te gaan saboteren. Leg je neer bij de liefde.

Hoe gaat dit je eigenlijk af: frontman zijn, praten over je songs, interviews geven?
Het is allemaal tof. Ik speel ook een ander instrument op het podium; ik ben verantwoordelijk voor alles dus er zou meer druk op mijn schouder moeten liggen, maar ik duw dat gewoon van me af. Het lijkt alsof ik opnieuw begin.

Voor je concert in de AB was She Keeps Bees jouw voorprogramma. Jij neemt daarna die rol op je voor hun Europese tournee. Dat klinkt alsof jullie elkaar al goed kennen.
Ik kende ze van naam. We zitten bij hetzelfde boekingsagentschap en de vraag kwam, dus heb ik hen eens beluisterd. Je voorprogramma moet toch ook een beetje een match zijn.

Nu, het grootste gedeelte van de reeds bekend gemaakte tourdata zijn data die je in een voorprogramma speelt bij She Keeps Bees of bij De Staat. Je weet ongetwijfeld ook dat een publiek niet altijd even aandachtig naar een voorprogramma luistert en dat dat vaak nog een gelegenheid is om bij te praten of pintjes te halen.
Het gaat best spannend zijn. Maar het leuke daaraan is dat je eigenlijk geen verantwoordelijkheid hebt, want de mensen komen toch niet voor jou. Je krijgt een halfuur tot veertig minuten en je kan er een beetje een wedstrijd van maken, proberen het hoofdprogramma naar huis te spelen. Het geeft je de drang om mensen op die tijd te overtuigen. We doen nu twee releaseshows, daarna alle supports en pas daarna zijn we weer hoofdprogramma. Als band gaan we groeien en gaat het tof zijn als teambuilding. De plaat is uit. Daar ben ik blij mee. Nu hoop ik nog dat mensen ze goed vinden. Dat is alles waar ik op kan hopen dit moment.

 

foto: Trix

7 december 2016
Geert Verheyen