Arcade Fire - De euforie giert nog na

Sportpaleis, 19 april 2018

‘Everything Now’ is niet hun beste plaat en in het begin van de tournee verschenen er onheilspellende berichten dat Arcade Fire voor halflege arena’s stond te spelen op de Noord-Amerikaanse tournee. Het leek erop dat een groot deel van de fans de band de rug had toegekeerd. Zou het daarom zijn dat ze nu staan te spelen in een boksring met meer overgave dan ooit tevoren? Hun optreden in het Antwerpse Sportpaleis benaderde namelijk de perfectie.

Arcade Fire - De euforie giert nog na

Arcade Fire is sinds in 2004 ‘Funeral’ verscheen uitgegroeid tot een stadionband en dat is door geen enkele logica of wetenschap te verklaren. Alles wat ze doen – de songs die ze schrijven, de instrumenten die ze gebruiken, de manier waarop ze op een podium staan – straalt eigenzinnigheid uit. Ze zijn “raar” en “anders”, maar laat nu net die factor de grootste aantrekkingskracht van de groep uit Montréal zijn.

De zaalopstelling van het Sportpaleis was anders dan anders. Er stond een boksring op het middenplein, compleet met touwafsluiting. Net alsof het een een boksmatch was, werden de bandleden aangekondigd (“Iiiiiiiiin the right corner….!”) en baanden de zeven bandleden zich een weg door de zaal richting ring. De groep verspreidde zich zodanig over de ring dat ieder deel van de zaal (een paar van) de bandleden recht in het gezicht kon kijken.

Everything Now was het openingsnummer van de set; de grootste hit van Arcade Fire tot nu toe en een nummer waarvan je meteen hoort dat het voor stadions gemaakt is. Alleen maken ze dat soort nummers al vijftien jaar. No Cars Go en Wake Up bijvoorbeeld komen uit de beginperiode van de band en die zijn evenzeer geënt op een groot publiek. Daar plukte Arcade Fire vandaag de vruchten van, want ze hebben dus niet één nummer dat geschikt is om meegezongen te worden door twintigduizend fans, ze hebben er zo een dozijn. Na Everything Now kon dus perfect meteen Tijdloze-klassieker Rebellion (Lies) in de zaal gegooid worden. Win met de gitaar hoog de lucht in, alsof de (boks)match al gewonnen was.

Het was in de plezierige chaos van Rebellion (Lies), de outro van Here Comes The Night Time, No Cars Go of Neighborhood #3 (Power Out) dat je naar het podium keek en de waanzin zag. De bandleden stuiterden de hele boksring door, sprongen tegen elkaar op en leken een robbertje te vechten. De instrumenten werden met de bevlogenheid van een waanzinnige bespeeld. Dat er überhaupt nog iets uit de boxen kwam dat ergens op leek, was moeilijk voor te stellen; dat het allemaal nog eens verdomd goed klonk, leek eerder wonderbaarlijk.

De setlist was perfect. Het openingsoffensief trok iedereen meteen mee de show in. Neon Bible was zowat het enige ingetogen moment in heel de reguliere set met dank aan heel wat zaklamp-apps, Rococo zette meteen daarna een indrukwekkende wall of sound neer en Suburban War baadde in de nostalgie, die ‘The Suburbs’ zo sterk maakt. Over The Suburbs (het nummer dan) gesproken: het blijft een perfecte popsong, meteen daarna aan flarden gespeeld door Ready To Start, net zoals op plaat.

In het laatste deel zette Arcade Fire onbeschaamd een discofeestje in. Régine mocht een tweede keer schitteren in Sprawl II (Mountains Beyond Mountains) en had daarvoor zelfs een kostuumwissel ondergaan, zodat ze even fel glitterde als de gigantische discobal die in het middel van de zaal hing. Reflektor werd een hoogtepunt; mét David Bowie subtiel op het scherm en dat aanstekelijke pianoriedeltje in het tweede gedeelte. En bij Afterlife dachten we opnieuw: “Alleen Arcade Fire kan dit soort nummers geloofwaardig brengen.”

We Don’t Deserve Love trok als eerste bis het Sportpaleis nog even de intimiteit in waarna Everything Now en Linger van The Cranberries even door elkaar werden gevlochten en het al talrijke Arcade Fire nog de uitbreiding kreeg van de Preservation Hall Jazz Band uit New Orleans om van Wake Up een nog groter moment van euforie te maken. Die euforie hield minutenlang aan toen de volledige band zich een weg baande langs waar ze gekomen waren: door de zaal.  

Eén. Eén zwakke schakel hebben we gehoord in deze set en dat was Peter Pan. Er werd een contrabas en een dwarsfluit tevoorschijn gehaald, het bewijs dat Arcade Fire hun nummers nog altijd op dezelfde manier benadert (“De instrumenten die we nodig hebben, bespelen we”, in plaats van “Welke nummers kunnen we maken met deze instrumenten?”), maar dat was eigenlijk de enige smet op een feest van twee uur muziek. Electric Blue klonk live een stuk aanstekelijker dan op plaat en de duistere wereld van Creature Comfort was zelfs een hoogtepunt.  

Eerlijk gezegd waren we vooraf niet helemaal gerust in dit concert, maar de setlist was perfect uitgebalanceerd, Ook al waren Intervention, Keep The Car Running, We Exist, We Used To Wait en Ocean Of Noise er niet bij, Arcade Fire heeft bewezen dat ze gemaakt zijn voor dit soort arena’s. De opsomming van die nummers toont alleen maar aan over wat voor een weelde aan nummers Arcade Fire dezer dagen beschikt.  Ze leken zelf te weten wat het sterkste werk is op de laatste plaat en dat deed de show goed. Dat we niet gezeurd hebben over hoe warm het was in het Sportpaleis is maar aan één ding te danken: dat de euforie ons nu nog door het lijf giert. Dankjewel, Arcade Fire.

20 april 2018
Geert Verheyen