Kendrick Lamar: The DAMN. Tour - De twijfel overheerst

Sportpaleis, 27 februari 2018

Barbara Streisand laat haar hond klonen, lazen we in de pers. Het kan dus, klonen. We denken er al een tijdje over om het met onszelf te doen, ware het dan maar omdat we dan gisteren naar Kendrick Lamar én Elbow zouden kunnen gaan kijken zijn. Maar dat klonen is nog niet gebeurd en dus moesten we een keuze maken. En als Kendrick komt, het culturele fenomeen van zijn tijd, is de keuze snel gemaakt.

Kendrick Lamar: The DAMN. Tour - De twijfel overheerst

Een fenomeen inderdaad, want Kendrick Lamar is meer dan zomaar een rapper. In amper vijf jaar tijd is zijn populariteit gestegen van een AB naar een bomvol Sportpaleis. De tussenstops – Lotto Arena, Vorst Nationaal – heeft hij gewoon overgeslagen. In die tijd bracht hij drie meesterwerken uit en een tussendoortje waar een mindere god een arm veil voor zou hebben gehad. Hij liet een golf van vernieuwing door het genre gaan met ‘To Pimp A Butterfly’, schreef een nummer dat uitgroeide tot het lijflied van de Black Lives Matter-beweging (Alright) en wilde – op zijn nieuwste ‘DAMN.’ – ook weer meer afstand inbouwen van die status die hem als het ware overvallen was. Recent cureerde en produceerde hij de soundtrack van dat andere culturele fenomeen, de Marvel-film Black Panther.


Er was dus véél volk op de been voor Kendrick en aan het Sportpaleis zelf – dan hebben we het nog niet over de staking van het openbaar vervoer en de files die daardoor nog langer waren dan anders – was de organisatie desastreus. In een poging om de mensenmassa in één richting te leiden waren er extra hekken geplaatst. Alleen was er nergens duidelijk aangegeven dàt er extra hekken waren geplaatst en in welke richting de mensen nu precies moesten om tot aan de ingang te raken. Gevolg: iedereen deed maar wat en mensen die er een uur over deden (!) om binnen te raken waren geen uitzondering. Eerlijk: het leek alsof het de allereerste keer was dat het Sportpaleis te maken kreeg met een uitverkochte zaal. We vermoeden dat het ook daardoor was dat Lamar een halfuur later dan voorzien aan zijn show begon.

Gevolg: het grootste deel van James Blake (het 'voorpgrogramma' dat zelf ook al een stevig scherm en een karrevracht licht tot zijn beschikking had) hebben we grotendeels gemist en dat was best jammer, want wat we hoorden (de laatste drie, vier nummers) was goed. Waar we vooraf voor gevreesd hadden – de mismatch tussen fans van Kendrick Lamar en muziek van James Blake – bleef uit en Blake werd met veel respect, enthousiasme en stilte tijdens de nummers ontvangen.

Net als de meeste anderen waren we gekomen om dit héél goed te vinden. Dat lukte niet altijd en we weten nog niet helemaal waaraan dat lag. Het is goed dat je als recensent ook soms het recht neemt om te twijfelen en niet na vijf minuten je mening al klaar hebt.

Met DNA. trapte Lamar zijn set af met één van de beste nummers van ‘DAMN.’. Het was een samenvatting van waar Lamar voor staat en dus de perfect gekozen opener. Dat hij daarbij het gezelschap kreeg van een ninja was een tikje vreemd en overbodig, maar goed, we namen het mee. De set eindigde anderhalf uur later met GOD., ook een perfect gekozen eindnummer, al voelde het na HUMBLE. voor sommigen misschien aan als een anticlimax. Voor ons paste het perfect in de show, waar Lamar de ene keer worstelde met zijn heldenstatus en een volgende keer diezelfde status omarmde.

ELEMENT. start met Lamar die roept “Ain’t nobody prayin’ for me”, het was een tekst die later ook nog op het scherm terugkeerde terwijl het Sportpaleis al lang aan zijn voeten lag. Het was ook duidelijk dat het de fans waren die gekomen waren, alleen zijn die in aantal de laatste vijf jaar wel gigantisch gegroeid. Megahit King Kunta werd achteloos gedropt als tussendoortje en wanneer Kendrick zijn publiek aan een test onderwierp – bijvoorbeeld bij Swimming Pools (Drank) waar het publiek de “bang” van de eerste keer aanvulde – werd die met glans doorstaan.

Nog heel erg goed: goosebumps van Travis Scott, Collard Greens van ScHoolboy Q en het verschroeiende Backseat Freestyle of de loeiende sirene in XXX met de Amerikaanse vlag in het groot op het scherm. Politiek tussen de regels.

Het tempo lag hoog, af en toe onderbroken door ironische videospelletjesachtige B-filmpjes waarin Kung Fu Kenny (het nieuwe alter ego van Lamar) zijn Kung Fu trachtte te perfectioneren, een insteek die ons meteen aan Wu-Tang Clan deed denken en ons meteen ook duidelijk maakte dat enige zelfrelativering Lamar duidelijk niet vreemd is. Ook voelde hij goed aan dat als hij het tempo met PRIDE. – toen hij hing te zweven boven het podium - en LOVE. even zou laten zakken, dat dan de impact van de eindsprint Bitch, Don’t Kill My VibeAlright en HUMBLE. groter zou zijn.

Lovende woorden dus, alleen kwam het allemaal niet op die manier binnen. De afstand tussen Kendrick en zijn publiek leek te groot. Misschien lag het aan de band die onzichtbaar in de coulissen stond te spelen waardoor Lamar het grootste gedeelte van de tijd helemaal alleen op het podium stond. Bovendien botste die band vaker dan hij klonk. Misschien lag dat aan die immense zaal, misschien lag het aan de akoestiek van die zaal. Misschien lag ons gevoel van afstand ook aan die ene danser die soms verscheen of die ene samoerai waarvan we het nut niet inzagen. Misschien lag het ook aan Kendrick zelf, de beste rapper van zijn generatie, die soms het tempo van zijn eigen raps niet leek aan te kunnen en soms op zijn adem leek te trappen.

Het zijn allemaal mogelijke oorzaken die maakten dat we met het gevoel naar huis gingen dat we een show hadden gezien die beter had kunnen zijn. We willen ook niet zagen: Kendrick is echt de beste van zijn generatie. Misschien had hij gewoon een minder dagje, zoiets kan. Of misschien lag het allemaal aan ons, dat kan ook.

Dit verslag verscheen ook op nieuwssite Newsmonkey.

28 februari 2018
Geert Verheyen