OLT17 Conor Oberst, M. Ward, Big Thief - Vrienden in het park

Openluchttheater, 14 augustus 2017

Alle sterren stonden gunstig om er een gedenkwaardige avond van te maken in het Rivierenhof: de zachtste zomeravond in weken, twee geweldig getalenteerde vrienden samen op een podium en een opwarmer van jewelste. En toch duurde het betrekkelijk lang eer er gedenkwaardige momenten te beleven vielen.

OLT17 Conor Oberst, M. Ward, Big Thief - Vrienden in het park

Ondanks twee prachtige platen op een jaar tijd, bleek Big Thief, de band rond de frêle Adrianne Lenker voor het vroeg opgekomen publiek een nobele onbekende. Zelfs Mythological Beauty, één van de fijnste diamantjes uit ‘Capacity’, oogstte geen herkenningsapplaus.

Later zou Conor Oberst tot driemaal toe zijn liefde uitspreken voor deze band, die voor de gelegenheid gereduceerd werd tot een trio, maar het publiek overtuigen deed Lenker niet. Daarvoor klonk haar stem te veel toegeknepen en koos ze voor de korte set van zes nummers ook nog eens niet haar allerbeste nummers. Masterpiece zat er wel bij, maar het niet spelen van Shark Smile vraagt simpelweg om kastijding, solitaire opsluiting en anders een herkansing in De Kreun op 29 oktober.

Dan pakte M. Ward het slimmer aan. Hij leende gewoon de begeleidingsband van zijn goede vriend Conor Oberst, The Felice Brothers, om het publiek voor zich te winnen. En Oberst zelf kwam ook gitaar spelen (op Get To The Table On Time), met een eitje schudden (op Poor Boy, Minor Key) en toen de Felice Brothers in de coulissen werden gestuurd, bleef hij nog even voor een vertederend duet (Lullaby + Exile).

Pas daarna ging Ward op eigen kracht verder. Hij putte daarbij niet alleen uit zijn laatste album ‘More Rain’, maar ook en vooral uit zijn backcatalogue, nam ons mee naar zijn geboortegrond in Girl From Conejo Valley, liet zijn gitaarspel bewonderen in Duet For Guitars #3 en sloot uiteraard af met Chinese Translation. Allemaal virtuoos en met zijn typische, doorleefde stem gezongen, maar toch bleef het allemaal heel braafjes binnen de lijntjes.

Daar bleef Conor Oberst aanvankelijk ook. Had de organisatie de man te goed gesoigneerd voor de show? Feit is dat hij niet lieflijker kon aftrappen dan met Barbary Coast (Later). Alsof The Felice Brothers nog moesten opwarmen, lukte het ook niet echt om de vlam in de pan te jagen met het Bright Eyes-nummer Four Winds. Voelde de interim-violist zich nog wat onzeker? Pas met Get-Well-Cards, dat nochtans ook een voorzichtige aanloop kende, zagen we wat vuur in Obersts ogen en spatte de eerste fluim uiteen op het podium.

Maar dan verraste Oberst door zich achter de barpiano neer te planten en terug te grijpen naar ‘Salutations’ met het halfdronken Till St. Dymphna Kicks Us Out, een ode aan zijn favoriete bar in New York, zijn eigen Cheers-kenwijsje (zoals hij het noemde). Mooi, zeker met het streepje accordeon dat James Felice er onder zette, maar het haalde wel de vaart terug uit de set. We vergeven het hem, want net dan toverde hij Southern State tevoorschijn, een song die alleen op deze plek in de setlist kon staan, die de gebroken stem van Oberst zo mooi uit de verf laat komen en door de band pas gaandeweg werd ingevuld.

En Oberst had nog meer in de mouw zitten. Wie had gedacht dat hij braafjes ‘Salutations’ kwam promoten, wist ondertussen al dat hij meer zou krijgen. En Oberst pakte uit met Well Whisky en haalde dan zijn vriend van vele glazen, M. Ward, weer uit de backstage om samen de Monsters Of Folk-song Map Of The World te spelen met The Felice Brothers in hun rug. En weer was het James Felice die met zijn accordeon het nummer opvallend anders inkleurde. De twee vrienden brachten ook O’Brien/ O’Brien’s Nocturne, al hadden de gitaren van beide heren moeite om elkaar te vinden. Het was duidelijk een poos geleden dat ze elkaar nog op deze manier ontmoetten.

Weer werd het tempo uit de set gehaald en met Artifact #1 roerde Oberst onwaarachtig rustig nog wat dieper in de getormenteerde ziel. Toen op het eind de song in feedback verdronk en The Felice Brothers de demonen uit hun hol lokten, plantte Oberst zich terug aan de piano om naadloos over te gaan naar Salutations, waarbij hij zijn instrument zo’n duw gaf dat de citronellakaars uitdoofde. Stilaan werd de sfeer grimmiger.

En ja hoor, na een striemend Poison Oak was het hek van de dam. Oberst verontschuldigde zich voor de toestand in de VS; en hoe langer hij het er over had, hoe giftiger zijn woorden werden. Niet alleen de Russenlievende Rosse, maar ook zijn postorderbruid en zijn achterlijke kinderen kregen er van langs. Alsof Oberst zich moest opladen voor Roosevelt Room waarin hij stampvoetend en schuimbekkend van leer trok tegen huidige en voormalige, slechte presidenten.

Het had het orgelpunt moeten zijn van de show, maar het overgrote deel van het publiek bleef minutenlang zitten en klappen, terwijl Oberst kalmeerde achter het podium. Hij kwam terug (helaas zonder Gillian Welch) voor een intiem Lua dat een nieuw jasje kreeg met viool en (weer) accordeon.

Maar Oberst wou niet weg zonder nog een keer met de spierballen te rollen en nog eens te laten horen hoe die intieme songs van ‘Ruminations’ klinken met een full band in zijn rug. A Little Uncanny kreeg een gemene streep mondharmonica mee en Napalm verschrikte voor de laatste keer de uilen in het park met een jagend orgeltje en furieuze vioolstreken.

Het kostte Oberst wat moeite om verscheurd en desperaat te klinken in het Rivierenhof. De man voelt zich blijkbaar, ondanks Trump, niet zo slecht in het vel. Het is hem, na een cyste op de hersenen, een overleden broer en een valse beschuldiging van verkrachting gegund, al klonk hij toch ook nu weer het meest geloofwaardig wanneer hij zijn rol van eenentwintigste-eeuwse Dylan opnam.

15 augustus 2017
Marc Alenus