Pukkelpop 2010 - Palingen, grote mannen en nog van alles

Festivalterreinen Kiewit, Hasselt, 25 augustus 2010

Vijfentwintig jaar Pukkelpop moest een memorabele editie worden. En hoewel er steeds enkele donkere schaduwen over deze vijfentwintigste verjaardag zullen blijven hangen, kan worden gesteld dat dat objectief bereikt werd, dat het aantal goede tot excellente concerten die paar sissers deed vergeten. Hoe wij Pukkelpop 2010 beleefden kon u al live op Twitter volgen. Verdere tekst en uitleg vindt u hieronder.

Pukkelpop 2010 - Palingen, grote mannen en nog van alles



Voor het volledige concert van Airship kwamen wij te laat, maar wat we zagen, beloofde alvast veel goeds. Complexe songs die live volledig tot hun recht leken te komen was wat wij hier voorgeschoteld kregen. Het smaakte alvast naar meer.

Villagers deed het met folk en de stem van Conor J. O’ Brien. Jongens die zich nog maar net scheren, maar hun muziek klinkt alsof ze er tot in hun ziel van doordrongen zijn. En die muziek is duidelijk geïnspireerd door klassieke folkmuziek, hier en daar opgekalefaterd en een moderne toets meegegeven. Wij waren in elk geval onder de indruk van songs als Becoming A Jackal. Het had veel weg van Patrick Watson, maar dan zonder baard (in de keel). Of O’ Brien het nu deed met zijn Spaanse gitaartje dan wel van achter de piano, hiervan werden wij simpelweg erg stil.

Ome Henry Rollins is een ouwe getrouwe op Pukkelpop. Hij was er met Black Flag bij in 1990 en houdt daar mooie herinneringen aan over. Hij was er vorig jaar met zijn spoken word performance en ook dit jaar was hij weer van de partij. Het zou ons niet verbazen dat hij ondertussen kind aan huis is bij de helft van de minder bemiddelde Hasseltse gezinnen. Zeker ook omdat zijn credo - nieuwsgierigheid en open staan voor ongekende ervaringen zijn het hoogste goed in het leven - hem naar de vreemdste plekken brengt. Een vol uur lang kregen we verhalen te horen over death metal in Sri Lanka, de gevangenis van Nelson Mandela en de relletjes in Pakistan na de moord op Benazir Bhutto.

Ja, hij komt soms wat naief over en ja, hij bekijkt de wereld vanuit een Amerikaans standpunt en ja, hij heeft de neiging complexe materie simplistisch voor te stellen. Maar wat hij doet raakt je. Zeker op een festival, waar al bij voorbaat een love-, peace- en understandingsfeer heerst. Hopelijk is hij volgend jaar weer van de partij.

Het objectief van General Fiasco was duidelijk : take no prisoners. Van bij aanvang sloeg de powerpop van dit piepjonge drietal wild om zich heen en werd de hele Club ondanks het vroege uur zonder omkijken op sleeptouw genomen. Niet meteen de meest memorabele songs misschien, maar wel voldoende energie om een heel leger mee te motiveren. En voor afsluiter Ever So Shy ging het publiek dan ook graag mee op veldtocht.

Dankzij Katia Vlerick en enkele anderen hebben wij een zwak voor garagerockers met jeugdig enthousiasme. Harlem is zo'n groepje dat uit de Verenigde Staten komt aangewaaid. Met twee gitaren en een drum lieten ze alles rammelen wat los en vast zat en trokken zich niks aan van wat u daar van dacht.

Flink onder de invloed van Buddy Holly, The Beatles en hier en daar wat Undertones zegt u? Is daar iets op tegen? Wij verkiezen hun simpele popdeuntjes boven kunstzinnig geneuzel anytime en ondertussen hebben wij ons wakker gedanst op hun aanstekelijke popmuziek.

Het optreden van Ou Est Le Swimming Pool zou een luguber nasmaakje krijgen, maar op het moment zelf waren de eerste rijen best bereid om al een feestje op touw te zetten. Met twee knoppendraaiers en twee zangers bracht de band een uiterst dansbare, uptempo ode aan Kraftwerk. De party geraakte helaas niet voorbij de eerste rijen tot radiohit Dance The Way I Feel werd bovengehaald en de Dance Hall uiteindelijk toch nog losbarstte. Erg onder de indruk waren we hier niet van, maar dat neemt niet weg dat de publieksreactie - al was het maar voor die ene song - het beste beloofde voor de toekomst. Ware het niet …

De Club lijkt al jaren op een klein eilandje dat speciaal werd aangelegd voor de toeristen die in drommen het Kanaal komen overgezwommen om groepen te zien die ze eigenlijk thuis in hun gehucht tussen London en Manchester al tien keer hadden kunnen meemaken. Maar het bier is daar niet te zuipen, meneer, en te duur bovendien. Speech Debelle heeft de Mercury Prize gewonnen en is hier vooralsnog volslagen onbekend. Dat willen wij dan wel eens uitchecken natuurlijk, zo nieuwsgierig zijn we wel. Of ze in Vlaanderen veel voet aan de grond zal kunnen krijgen valt af te wachten, want wij hebben onze eigen Selah Sue al die uit hetzelfde vaatje tapt: jazzy rap met akoestische instrumenten die naar dancehall ruikt. Best aangenaam, zonder meer.

Ook Fanfarlo putte, zoals wel meer bands op deze editie, uit de rijke folktraditie om daar een eigen draai aan te geven. Denk Arcade Fire, maar dan nog meer overhellend naar de folk en je komt aardig in de buurt van wat deze band neerzette. Het gebruik van mandoline, trompet en viool zorgde voor een rijke instrumentatie en de prima liedjes deden de rest. Wij genoten nog het meest van het zeemans- annex marcheerlied The Walls Are Coming Down en hopen deze band snel in een zaal te kunnen zien, een omgeving waar ze ongetwijfeld nog beter renderen.

Terwijl de ravenzwarte meid van Blood Red Shoes in de Marquee met zo'n vanzelfsprekendheid rockte dat iedereen ervan ging dansen, probeerde in de Dance Hall een blond equivalent ons tot hetzelfde aan te zetten zonder enig resultaat. De zangeres van We Have Band deed haar uiterste best en sprong enthousiast in het rond achter haar electronische instrumenten maar al wat we konden denken was: "Een flauwe versie van het dansbaarste van Bloc Party." De betere songs bleken aan het einde van de set te zitten, maar memorabel werd het nooit.

Het is moeilijk de vinger te leggen op wat ons nu precies aansprak in het optreden van The Soft Pack, maar het moge duidelijk zijn dat de sfeer van bij aanvang goed zat. De groep speelde alsof zijn leven ervan afhing, drummer Brian Hill hield zich meer dan staande (letterlijk zelfs) en hun werk sprak aan. Als je daar dan ook nog eens een steeds versnellende versie van Bright Side en andere titels bij optelt, kom je uit bij een concert, waarvoor je graag even een ommetje maakt, bij muziek die met haken en ogen aan elkaar hangt, maar zo sympathiek is dat je er voor wegsmelt. En dat is precies wat wij deden (bijna letterlijk trouwens).

Ongetwijfeld zijn er die het progrockspook zagen opdagen toen ze Everything Everything aan het werk zagen. Snoeiharde gitaren combineren met falsetto vocalen en daar ook nog eens de nodige lagen synths aan toevoegen, er zijn er die van minder misselijk worden. Maar deze groep kwam ermee weg. Meer zelfs, dit was een hoogtepunt met een afgewogen evenwicht tussen hard en zacht en songs waarin allerlei invloeden tot een magisch brouwsel worden samengevoegd. En daar was het publiek het duidelijk mee eens toen ze ondanks de verzengende hitte in de Chateau keer op keer uit hun dak gingen. Als dit niveau wordt aangehouden, kunnen we van deze jonge Engelsmannen van wie het debuut eerstdaags verschijnt, nog mooie dingen verwachten. Te koesteren.

Mensen maken zich zorgen om E. Zijn platen zijn zo depressief en aangrijpend dat men denkt dat hij in staat is om elk moment van een zendmast te springen. Zijn shows getuigen echter altijd van een gezond gevoel voor humor en een enorme liefde voor muziek. Geen enkel optreden gaat voorbij zonder dat er enkele covers de revue passeren, en tussendoor covert hij zijn eigen werk beter dan om het even wie dat ooit zal kunnen doen. Het is duidelijk dat hij met volle teugen lééft.

Dat maakt elk optreden van Eels onweerstaanbaar. Deze keer hielden ze het sober. Geen protserige securitybaviaan op het podium en geen vliegeniersmuts als hoofddeksel. Wel droeg iedereen een baard en E. een bandana en zonnebril ter bescherming tegen de zon. In strak tempo kregen we stevige versies van onder andere Prize Fighter en Tremendous Dynamite uit Hombre Lobo, een cover van Lovin Spoonful's Summer In The City, een funky versie van My Beloved Monster en een lange, potige versie van I'm Going To Stop Pretending That I Didn't Break Your Heart.

De echte hoogtepunten kwamen pas later met het splinternieuwe en heel breekbare Spectacular Girl, gevolgd door Fresh Blood, Dog Faced Boy en The Look You Gave That Guy. Om er maar een paar te noemen.

Wie zo'n rijk oeuvre heeft hoeft er natuurlijk maar naar believen songs uit te plukken en je krijgt geheid een deftig concert. Eels ging veel verder dan dat. Van elk van de eigen nummers kregen we een nieuwe versie te horen en de gedrevenheid, het enthousiasme en het talent straalde er zo vanaf. In een omgeving waarin middelmaat en routine zo vaak de boventoon voeren kon dit onmogelijk niet als het hoogtepunt van de dag worden beschouwd.

Het concert dat Mumford & Sons gaven was iets waar je niet aan voorbij kon. En dat had dan eerder met de fysieke gevolgen van dat optreden te maken. Tot aan de Chateau stonden de fans zich namelijk te verdringen om op het scherm achteraan de Marquee een glimp van deze jongens op te vangen. Of dat terecht was, doet hier niet eens terzake. De massale belangstelling rechtvaardigde hun aanwezigheid op Pukkelpop zonder enige twijfel. En dat Little Lion Man (en een hele hoop van de andere songs) woordelijk werden meegebruld bevestigde dat nog eens. Het moet gezegd: de heren weten hoe ze een publiek van dergelijke omvang moeten inpakken. Nu alleen ons nog overtuigen.

Je moet het toch maar doen, optornen tegen bands als The Prodigy in je eentje met enkel een gitaar. Daags nadien zouden wij Alain Johannes’ poging zien stuklopen op een oorverdovend geroezemoes in de Marquee, maar The Tallest Man On Earth wist de Chateau vanaf de eerste noot muisstil te krijgen. Hij is dan misschien geen Firestarter, vuur zit er meer dan genoeg in deze jonge Zweed. En de vonken sprongen dan ook van zijn show af, die je met open mond volgde.

Zijn stijl van spelen deed af en toe wat denken aan Luka Bloom, maar zijn rasperige stem lag ver van die van de Ierse bard af. Het was hoe dan ook pure rock-‘n-roll hoe Kristian Matsson, zoals zijn ouders hem ooit noemden, zijn liedjes uitstraalde met elke beweging, met elke vezel. Af en toe ging hij even zitten, maar dat duurde keer op keer slechts enkele seconden, waarna hij de stoel wegschopte en weer het podium afdweilde.

Geen gebroken snaar, geen hoed kon deze jongeman van zijn doel afhouden. Tot de laatste man zou dit publiek voor de bijl gaan en een stormachtig applaus was dan ook geheel terecht zijn deel. Of die nummers op plaat even indrukwekkend zijn, zou je je kunnen afvragen, maar in de tent deed dat er even helemaal niet toe.

Waar zou Mauro zijn geld mee verdienen? Schuift dat voldoende om van te leven, gitarist bij dEUS? Heeft hij een smak geld overgehouden aan de tournee met Wim Vandekeybus? Of betaalt Dirk Buscemi Swartenbroekx deze keer de rondjes?

In elk geval hebben de twee heren elkaar gevonden in een nieuw project dat de naam Radical Slave meekreeg. Hoe lang het zal meegaan valt nog te bezien, maar op Pukkelpop mochten de heren zich ferm laten gaan in de Wablief!?-tent. Dat Dirk Swartenbroeckx gitaar kon spelen was nieuw voor ons. Dat Mauro zich graag uitleeft in experimenten weet onderhand elke boer in Limburg. In dit no waveproject - we hebben de term ook moeten opzoeken - kregen we veel gitaren en bijwijlen wat door electronische effecten vervormd geschreeuw.

Je moet er voor zijn allicht, maar wij vonden het alvast ferm geslaagd. In één van de songs beloofde Mauro "Everything I do is going to be punky, from now on!", maar we nemen dat met een korrel zout. Voor hetzelfde geld staat hij volgende week met een afropruik disco muziek uit zijn Casiosynthesizer te stampen. Voor het zover is kunnen wij u zijn nieuwste zijproject ferm aanbevelen.

Ze had iets van een Egyptische heks want Victoria Legrand, zangeres-toetseniste van Beach House, leek met brede armgebaren wel allerlei geesten uit de ronddraaiende piramides op de achtergrond op te willen roepen. Dat haar stem ook nog eens door de echokamer werd gehaald, droeg daar nog extra toe bij en deed ons denken aan de vroege Jefferson Airplane. Maar de muziek heeft met die referentie weinig te maken. Dromerige, aan Cocteau Twins referende popmuziek was wat je van Beach House mocht verwachten. En dat was mooi. Daarover valt helemaal niet te discussiëren. Visueel was er misschien niet veel te beleven, muzikaal zat het allemaal prima in elkaar. Daarvoor alleen al verdienen ze ons respect.

Soms kun je even goed de cd opleggen. Alleen heb je thuis niet de installatie van de Chateau en kan er niet zoveel volk in uw huiskamer. Bovendien: samen dansen is gezelliger. En dansen werd er gedaan! Four Tet deed niet meer, maar vooral ook niet minder dan zijn eigen nummers mixen op een laptop. We herkenden onder andere Angel Echoes en Love Cry uit het uitstekende ‘There Is Love In You’. Dat we geen volledige setlist kunnen geven ligt enkel aan het feit dat we ons té hard hebben geamuseerd.

Toen The XX aantrad in The Marquee had het nieuws over de dood van de zanger van Où Est Le Swimming Pool zich redelijk verspreid. Hun donkere ingetogen popmuziek was dan ook de perfect getimede soundtrack bij die stemming. Wie hen al eens eerder aan het werk zag kreeg wat te verwachten was: een bijna exacte kopie van de vorige show die ze bijvoorbeeld in de AB speelden. Wie voor een eerste kennismaking kwam had allicht geen wervelende show verwacht en kreeg ook perfect volgens de verwachtingen een tot in de details perfect optreden van een statische band met zalige nummers. De lichtshow vormde mooie X-en en sommige nummers brachten enthousiaste kreten uit het publiek teweeg.

Alles verliep, kortom, volgens plan. Tien minuten voor de hen toebedeelde tijd om was verlieten ze het podium om braaf terug te komen bij het eerste geroep om bisnummers. We kregen nog een uitvoering van Stars en we konden nog naar hun cover van You've Got The Love luisteren. Op CD, terwijl de band al onder de douches stond.

Holy Fuck stond net als Fuck Buttons twee jaar geleden voor het eerst, als volslagen onbekende groep, op Pukkelpop. Beide groepen stonden deze jaargang weer in de Chateau geprogrammeerd. Beide groepen hebben een naam die ze niet voor hun schoonmoeders durven uitspreken. Beide groepen maken muziek die onder de noemer postrock valt. Beide groepen gebruiken vooral elektronische instrumenten en stellen de twee belangrijkste (of in het geval van Fuck Buttons de twee enige) groepsleden centraal op het podium op met hun gezicht naar elkaar gekeerd. Beide groepen gebruiken al graag eens wat speelgoed in hun muziek.

Verwarrend genoeg? Laten we ons dus op de verschillen concentreren. De muziek van Holy Fuck rockt stevig. Getuige daarvan waren de twee ondertussen vaste bandleden die gitaar mochten spelen en de drummer. Dat zorgt dat hun muziek iets gemakkelijker in het oor ligt en iets directer op de dansspieren werkt. Wellicht daarom dat zij het ondertussen tot headliner in de Chateau hebben gebracht en Fuck Buttons (nog) niet.

Hun optreden maakte duidelijk dat ze die plaats meer dan dik verdienen. Gedurende het volle uur gaven ze er een stevige lap op en u en wij konden dat meer dan smaken. Al blijven wij voor de Fuck Buttons supporteren. Misschien kunnen we het idee van een supergroep lanceren onder de naam Holy Fuck Buttons?

Kristof Van Landschoot, Patrick Van Gestel

25 augustus 2010