Pukkelpop 2017 - Dag 1: grillig parcours langs allerlei genres

Festivalterreinen Kiewit, 16 augustus 2017 - 19 augustus 2017

Geen of amper bikinitjes en blote basten dit jaar op Pukkelpop, al viel het met die regen best nog mee op de eerste dag. Of er wel voldoende leuks op de podia te beleven viel en welk grillig parcours onze redacteurs ter plaatse aflegden, ontdek je hieronder.

Pukkelpop 2017 - Dag 1: grillig parcours langs allerlei genres

Misschien was het gespeeld, maar ons leek het alvast dat Jasper Maekelberg zich zeker van zijn stuk voelde. Zelfs de voortdurend omdonderende, zilveren paraplu’s / reflectieschermen - beetje raar zo op de middag - konden noch hem noch zijn uitstekende band van het stuk brengen. Bovendien koos Faces On TV voor een boel nieuw werk, ook al niet vanzelfsprekend. Maar de heren en dame brachten het er prima vanaf, besteedden veel aandacht aan details (zingende speelgoedslang, dwarsfluit, xylofoon,...) en bouwden de set zo op dat het enthousiasme van het publiek steeds groeide. Muzikaal was trippop inderdaad niet eens zo’n slechte omschrijving, ook al schrok Maekelberg er niet voor terug om flarden hiphop in de muziek te verwerken. Verder was Prince (de hoge stemmetjes, het funky gevoel,...) een referentie. Alvast een leuke start van de eerste dag.

In de Marquee mocht Eden de jongedames in zwijm doen vallen. Het blijft ons verwonderen hoe je enkel met een batterij synths en een elektrische gitaar een tent vol krijgt, ook al hielp de regen misschien een handje. Teksten werden meegezongen, er werd gedanst, handen gingen de lucht in, lijven kronkelden,... Dat moet zowat het doel zijn geweest en daarin slaagde de jongeman met verve. Wij zagen de zoveelste Oscar & The Wolf nooit zitten en dropen dus ook snel af.

Hemd en das, dat was het harnas van Enter Shikari op de Main Stage, tenminste voor zanger Chris Batten. De bril, die hij droeg, verdween halfweg in de coulissen. Ook hier gingen de handjes in de lucht, alleen was de energie die werd uitgestraald van een heel andere orde dan bij Eden. Hier moest er gemosht worden als je in de eerste rijen (rechtop) wou blijven staan.

Microfoonstandaards werden in het rond gegooid, synths gingen tegen de grond en roadies renden af en aan om alles in goede banen te leiden. Het is dan ook pop, die aan de rand van de hardcore leeft; meezingbaar zonder dat je stembanden eronder lijden, maar tegelijk krachtig genoeg om de hersenen te prikkelen. En de combinatie werkte met Radiate, gloednieuw en instant meebrulbaar, nieuw nummer Live Outside en het als akoestisch tussendoortje, maar tot gespierde rocker uitgroeiende Adieu (niet toevallig de afsluiter) als hoogtepunten. Wij waren meteen wakker.

Voor wereldvrede is het nog wat vroeg volgens de drie wijzen Assad, Trump en Jung, maar laat ons toch maar onze buren graag zien. Afspraak dus in de Marquee waar we Girls in Hawaii tegen de gilet trokken. En kijk: zij staken een stemming sfeerlampje aan met This Light om dan pas een paar plaatjes te spelen waarop het heerlijk heupwiegen was. Walk en Indifferent uit de nieuwe, te verschijnen plaat ‘Nocturne’ voerden ons zelfs mee naar één van de betere Brusselse Clubs.

Allemaal tous ensemble meezingen dus met Misses en een traantje wegpinken bij de herinnering aan hun show hier vier jaar terug en aan Denis Wielemans, de in 2010 overleden drummer van de band. Not Dead was een passend en bloedmooi eerbetoon. We kregen natuurlijk nog een paar songs uit het te verschijnen album met Upon The Hill en afsluiter Rorscharch, de single die in mei de glorieuze terugkeer van de band inluidde. We zien ze dit najaar graag nog eens terug.

Niet iedereen ondernam de lange voetreis naar De Castello om ABRA met haar hyperslanke lijf te zien draaien. De dj van de “niemand-weet-hoeveel-jarige” rijzende r&b-ster uit Atlanta moest de set dan ook starten voor een halflege tent met Love & Power.

Toen de hipsterblonde Afro-Amerikaanse "I want to hold you" zong en daarbij wiegend diep door de knieën ging, steeg de temperatuur prompt twintig graden en kreeg Abra de halflege tent aan het dansen. Zelf bewoog ze op het podium even kwiek als een zilvervisje onder de gootsteen.

Maar de diepste bassen en Roses en Fruit werden uiteraard tot op het eind opgespaard en zo kreeg ABRA pas dan wat ze even daarvoor besteld had toen ze riep "I want you to shake your ass!" Diva in spe, deze kleine!

Ryan Adams wilde duidelijk grote middelen inzetten voor zijn show op Pukkelpop. Of tenminste, zo moest het lijken. Want de lichtjes op de massieve Fender-boxen brandden dan wel, dat betekende nog niet dat er ook effectief geluid uit kwam. Net zo min als de tijgers op het podium iets anders waren dan knuffels. Maar dat betekende nog niet dat Adams zelf zijn meest lieflijke masker zou opzetten. Integendeel zelfs.

Goedgeluimd was hij in elk geval wel. Want met een toepasselijk “Let’s do it”, werd er van wal gestoken voor een uurtje onvervalste southern rock. De liefdesillusie, die hij nu weer rijker is, stond deze keer garant voor vurige rockers, waarin hij al zijn venijn kwijt kon. En dat begon al met Do You Still Love Me, dat de vonken meteen deed opspatten. Het zou een constante worden doorheen het concert.

Veel tijd om op adem te komen kreeg je niet. De ene rocker volgde de andere knaller gewoon op. Gesmaakt werd door ons onder meer de ruige versie van New York, New York, afgerond met een snuifje bluesmondharmonica. Maar absolute topper was het wilde Cold Roses, waarin Adams zich letterlijk dubbel achterover boog; om nog te zwijgen van de afsluiter Shakedown On 9th Street waarin nog één keer alle remmen los werden gegooid, Adams de roadie, die de microfoonstandaard wou rechtzetten, van het podium verjoeg en het drumstel demonteerde voor hij er zijn gitaar bovenop gooide. Ryan Adams was in de vorm van zijn leven en liet dat ook zien.

PJ Harvey en haar negenkoppige band betraden het podium van een afgeladen Marquee op beproefde wijze: als een soort van macabere marching band; iedereen in het zwart gestoken, de gezichten op ernstig en Harvey zelf als een vrouwelijke, hedendaagse versie van Hermes met twee zwarte vleugels aan weerszijden van haar hoofd, als had ze die geleend van een aan het Usutu-virus bezweken merel.

En was die Hermes niet de god van de reizigers en tegelijk de beschermer van de dieven, leugenaars en alles waar list voor nodig was? Wel, PJ Harvey reisde de voorbije jaren langsheen heel wat conflictgebieden en de songs, die ze daarna schreef, schipperen allemaal tussen hoop en neerslachtigheid.

Chain Of Keys en The Ministry Of Defence leken de apocalyps aan te kondigen. Een gevoel dat nog versterkt werd door de massief lijkende achtergrond die vanuit de bodem oprees en zich als een grijze muur dreigend achter de band opstelde. “This is how the world will end”, zong Harvey terwijl de saxofonist twee instrumenten tegelijk liet krijsen en grauwen.

Ook aan het eind van de set, nog voor de hits, namen Harvey en band je mee naar Dark Places en werd de duisternis aanroepen in Dear Darkness, maar tussendoor lieten ze ook licht schijnen, zoals in The Community Of Hope of een verrassend verleidelijk klinkend Let England Shake als was ze zelf de slang uit de tuin van Eden.

Qua show benaderde PJ Harvey het paradijs met een vol handclaps gestoken The Wheel waarin ze zelf ook sax speelde, het bluesy The Ministry Of Social Affairs, waarin de band knipoogde naar Mannish Boy van Muddy Waters en natuurlijk die finale met een ziedend 50 Ft Queenie, waarbij de vloer van de Marquee vloeibaar leek te worden, en een altijd verpletterend Down By The Water en To Bring You My Love waarin kompaan John Parish in de spotlights mocht staan.

Harvey eindigde die song met de rug naar het publiek en leidde River Anacostia in als was het de Styx. Ze stond daar, doodsbleek als een heks, gevangen in het licht van de volle maan terwijl haar mannenkoor op een rij langs haar kwam staan.  “What will become of us?”, vroeg ze zich af, glimlachte mysterieus bij het groeten en liet ons dan gaan, de felle zon tegemoet, die laag genoeg was gezakt om onder de wolken door te schijnen. Was dit een religieuze belevenis?

We werden alleszins recht in de armen van Timothy Showalter gedreven, ook al een soort Jezusfiguur, die een boodschap van liefde bracht, net als die sandalenman van tweeduizend jaar geleden. Liefde voor rock-‘n-roll en liefde voor ons land. Een liefde die duidelijk wederzijds was. De voorman van Strand Of Oaks kon er maar niet over uit waarom hij hier zo graag gezien en gehoord wordt en hoe graag hij zelf ook hier speelt.

De eerste songs misten we doordat PJ Harvey ons in de ban had, maar vanaf The Rest Of It - kan het toepasselijker? - waren we present om ons bijna dood te laten knuffelen, maar nog niet om te dansen op de trage groove van On The Hill zoals de ruwe bolster daar vooraan vroeg.

Dat lukte al een pak beter met Goshen ’97, maar net na dit eerste hoogtepunt reed Showalter zijn Plymouth voor en haalde hij de vaart weer uit de set. “I Need a love and affection”, smeekte Showalter met woorden uit Neil Youngs Falling From Above. En nog een keer stak hij, emotioneel als hij is, de loftrompet af over zijn publiek.

En dus brulden we nog eens mee met Radio Kids en, toen we Showalter in zijn eentje het gevoelige JM zagen beginnen, wisten we: grove bolster, blanke pit; een cliché waar veel waarheid in zit. Showalter is uiterlijk gewoon een beest dat wacht tot het gekust wordt om opnieuw prins te worden.

Je mag Solange gerust een fenomeen noemen. Pa en ma Knowles hebben twee telgen op de wereld gezet, die beiden gezegend – en dat woord is niet random gekozen – zijn met fenomenale stemmen en bakken talent. Op Pukkelpop kwam de jongste haar afwezigheid op Dour festival goedmaken.

Dat deed ze met een show, die ons deed denken aan de discobands uit de jaren zeventig, die mooi synchroon bewogen op maat van de beat, alleen was de muziek hier toch iets meer laidback en jazzy om het gewoon maar soul of rnb te noemen. De aankleding – iedereen in vuurrood en een gigantische rode bol op een wit vlak als backdrop – deed de rest. Wij pikten nog drie nummers, waaronder ook single Cranes In The Sky, mee, voor onze donkere kant ons richting Marquee trok.

Officieel heette het “Interpol performing ‘Turn On The Bright Lights’”, maar dat betekende nog niet dat de heren klakkeloos de plaat zouden naspelen. Nee, hier werd nagedacht over de setlist en werd er bovendien rekening mee gehouden dat een festivalpubliek niet hetzelfde is als dat in een zaal.

Daarom dus dat Evil als tweede nummer op de setlist stond. Daarmee is het immers gegarandeerd bingo, voelde je de planken vloer vervaarlijk doorbuigen en kon je bijna niet anders dan meewippen in de maat. En ook opener Not Even Jail kwam van ‘Antics’, toch nog de meest populaire plaat van de band. Maar het was het debuut dat de band op de kaart zette. En NYC was niet toevallig een hoogtepunt.

Sologitarist Daniel Kessler was degene die de fans aanvuurde, maar verder ging alle aandacht uit naar zanger-gitarist Paul Banks, die de toeschouwers steevast bedankte met een afgekloven “Angoe” en van onder zijn wenkbrauwen strak voor zich uit staarde.

Niet alles werd even enthousiast ontvangen zodat het laaiende enthousiasme soms ook ging liggen voor de boel met een nummer als Stella Was A Diver And She Was Always Down terug ontvlamde. Het blijft hoe dan ook een vraagteken of deze band meer kan dan teren op het verleden, maar tot zolang hoorde je daar niemand over klagen.

In de Dance Hall wachtte een sprookjesprins van totaal andere orde op ons. De nog altijd maar eenentwintigjarige wonderboy Alex Crossan aka Mura Masa stond vorig jaar al hip te wezen op Rock Werchter en tekende ook dit jaar present aldaar. Ondertussen is ook zijn album uit en samenwerkingen met Damon Albarn en Christine & The Queens deden zijn credibility duidelijk deugd, want de Dance Hall bleek veel en veel te klein voor wie wilde komen feesten.

Emotionele diepgang moest je hier niet zoeken, maar wat weet die gast alle mogelijke, hippe genres in een aanstekelijke mix te steken. Zelf houdt hij zich min of meer op de achtergrond terwijl hij drumt, funky gitaar speelt, aan knoppen draait en af en toe ook eens rapt of zingt. Alle aandacht mocht naar zangeres Bonzai gaan, die zich overigens vocaal prima uit de slag trok. Zo werd ook Desiigner compleet niet gemist op All Around The World dat al vroeg voorbij kwam, laat staan Charli XCX die 1 Night inzong.

Met Who Is It Gonna B werd het feestje even gedoofd, maar dat was alleen maar om extra te knallen met What If I Go?  En werden er op Pukkelpop geen bissen gespeeld? Jawel, Bonzai en Crossan zetten Firefly in nadat een tsunami aan gejuich hen overspoelde. Broodje gebakken, heet dat.

Deze stond al een tijdje hoog op het verlanglijstje en Pukkelpop wist Ty Segall te strikken. De jonge, blonde gitaargod had meer weg van een sater, gooide voortdurend de benen in de lucht of stak zijn kont tijdens het zingen achteruit. Zijn band had hij, net als bij Solange, ook in een soort van rood gestoken. Alleen was het allemaal iets minder strak en zou Jani Kazaltzis hiervan huiveren. Maar het paste wel bij het garagerockbeeld dat je van deze band had. De muziek deed gegarandeerd de rest.

Het hoeft geen betoog dat al van bij opener Break A Guitar het crowdsurfingverbod volkomen genegeerd werd en de moshers zich konden uitleven. De kickdrum had steeds de neiging om mee te doen en een vergeefse poging werd gedaan om die te fixeren met enkele bakstenen. Het mocht allemaal niet baten, maar hier was de fun het hoofddoel en dat doel werd glorieus bereikt.

Af en toe was het nochtans moeilijk om een geeuw te onderdrukken, als de beide gitaristen en bassist zich tellenlang aan navelstaarderij schuldig maakten. Het haalde de rotvaart uit een geweldige show, die daarna trouwens vrolijk heropgestart werd. Het maakte de band allemaal niks uit. Zij deden gewoon hun eigen ding, zoals het een goede garagerocker betaamt. En ons hoorde je uiteindelijk ook niet klagen.

Moderat gaat er vanaf september voor onbepaalde tijd tussenuit. Dat ze nog eenmaal wilden knallen voor de Belgische fans was dus te verwachten. Maar wie kwam om te dansen van begin tot eind, was in de Marquee aan het verkeerde adres.

Dat werd al duidelijk van bij de zwoele start met Ghostmother waarin Sascha Ring (Apparat) heel zacht de tent bij de hand nam, daarbij minimaal ondersteund door zijn gabbers van Modeselector, Gernot Bronsert en Sebastian Szary (Modeselektor). Pas later konden de diehard clubbers in actie schieten, maar telkens die onder stoom kwamen, zetten het Berlijnse trio hen op het verkeerde been.

Met Rusty Nails en Reminder werd de tent naar het kookpunt gebracht, maar net dan viel een ongewoon lange stilte terwijl Ring zijn gitaar in stelling wilde brengen. Maar dat was slechts een kleine smet op deze afscheidsshow en algauw beukten de bassen alweer de scheiding uit je haren.

Een rustmomentje kwam af en toe sowieso van pas. Voor één daarvan zorgde het solomoment van Bronsert, die subtiele klanken uit zijn synth haalde. Toen zijn twee kompanen terugkwamen, werden laagjes synth en gitaar toegevoegd en werden we terug de club binnengeduwd. Geen ontkomen aan, maar wie wou er ook weg uit dit Bad Kingdom?

“This is not what you want”, zong Ring in dat laatste nummer. Als dat op de aangekondigde hiatus slaat, is dat de nagel op de kop.

18 augustus 2017
Patrick Van Gestel