Rock Werchter 2010 - Parallelle universums in de Marquee, één dimensie op de Main Stage

Festivalpark, Werchter, 7 juli 2010

De flarden die we tussendoor oppikten van Taylor Hawkins & The Coattail Riders, Channel Zero en Gossip stelden ons gerust: we zouden niets essentieels missen door van de Marquee een hele dag ons hoofdkwartier te maken. Hawkins, drummer bij Foo Fighters en een beetje babbelziek, drumde zich buiten adem, maar zijn seventies rock vond nauwelijks gehoor. Meer nog, waaraan heeft hij zijn plaats op de affiche verdient? En wat weet u nog over Das Pop? Zeven jaar geleden stonden ze voor het laatst op Werchter. Met hun titelloze laatste plaat (2009), bijhorende hit Never Get Enough en een ijzersterke deelname aan de ‘Slimste Mens Ter Wereld’ van frontman Bent Van Looy is de band groter dan ooit en groot genoeg voor een stek op de Main Stage. De band benutte de gelegenheid om het podium wat te restylen. Fleurig was zowel het decor als de muziek. Bent in matrooskostuum gehesen en zijn band putten vooral uit hun meest recente album en lieten zelfs een nieuw nummer op de massa los. Het heette A Kiss Is Not A Crime - naar het voorbeeld van Sam Gooris’ Een Sms’je Doet Geen Zeer? – en combineerde de progressie van (I Can’t Get No) Satisfaction van The Stones met de Midas Touch van Das Pop. Met Wings sprong de bende op de kar van de boomende afropop en afsluiten werd gedaan met Never Get Enough. Opnieuw veel Belgen dus op het podium van Werchter dit jaar. Maar één van de acts waar misschien wel het meest naar uitgekeken werd, was de reünie van Channel Zero. Na een resem zegetochten door de AB en een klein volksfeestje onder de loden zon van Graspop stond ook Rock Werchter met stip aangeduid in de heren hun agenda. Dertien jaar na datum mocht Franky De Smet Van Damme en zijn gevolg opnieuw het hoofdpodium opklauteren. Was het opnieuw die helse warmte? Waren het de vele dode momenten tussen de songs die de vaart wat uit de set haalden? Of was het toch de ietwat misplaatste spot op de affiche die de Belgische metaltrots toebedeeld kreeg? We zijn er nog niet echt uit. Feit was wel dat het geplande en voorspelde vuurwerk uitbleef. Aan bruut geweld nochtans geen gebrek. Setopener Suck My Energy schoot maar matig uit de startblokken en ook van die andere geweldenaars Run With The Torch, Heroine en Help bleek de houdbaarheidsdatum stilaan overschreden. De finale met Fools Parade en Black Fuel bracht ons in gedachten dan toch nog even terug naar de roes van Rock Torhout 1997 (ja, wij waren er toen ook bij). Dan toch maar wachten op die nieuwe plaat? Toch keerden we die middag nog even terug naar het hoofdpodium voor een stukje Gossip, al zijn verkleinwoorden hier niet meteen van toepassing. Wat we hoorden was aan de lauwe kant en werd al even kil onthaald. Beth Ditto mocht dan in een laconieke bui zijn, met haar zang kreeg ze het publiek nauwelijks aan haar kant. Al snel bleek elke song een stukje van dezelfde eenheidsworst. Het geduld van wie toch wilde wachten op Heavy Cross werd – enigszins voorspelbaar – op de proef gesteld, want met die hit sloten Ditto en kornuiten af. Terug naar het begin van de dag. De doordocht van Delphic hadden we vooraf met rood omcirkeld op het programma. De hoge verwachtingen werden uiteraard opgewekt door ‘Acolyte’, het uitstekende indiedancedebuut dat de groep eerder dit jaar op de markt losliet. Zeven nummers kregen we van dat album op ons bord en wat het zo mooi maakte, was dat ze meestal on-stage werden geremixt en zo naadloos in elkaar overvloeiden. De fase tussen Doubt en Red Lights was zo’n parel. Acolyte bezorgde de set een zinderend einde, maar was helaas te snel voorbij om voor de Marquee een regendans te ontketenen. Ondertussen werden de hemelpoorten immers op een kier gezet. Helemaal overtuigen deed het gezelschap uit Manchester echter niet. De stemmen schoten te vaak uit en de samenzang verliep zelden vlot. Het refrein van Doubt verloor zo al zijn glorie. Halcyon klonk ook behoorlijk flets, maar werd op het nippertje gered door gitarist Matt Cocksedge, die de strakste solo die dit jaar op plaat werd gezet noot voor noot herhaalde. Zagen we vorig jaar de heren van The Temper Trap nog ietwat onhandig openen in de Marquee van Pukkelpop optreden voor een handje vol vroege vogels, dan moet gezegd dat ze zich een kleine tien maanden later veel beter van hun klus kweten. Uiteraard zat hitsingle Sweet Disposition achter de bijzonder hoge belangstelling voor hun optreden op Rock Werchter, maar de Australiërs bewezen veel meer in hun mars te hebben dan dat. Op een kleine drie kwartier werd zowat de hele debuutplaat afgewerkt. Van het explosieve Rest tot de bombastische finale met een trefzekere versie van Science Of Fear wist frontman Dougy Mandagi de tent volledig naar zijn hand te zetten. Scheurende gitaarriffs over hoge zangpartijen vulden elkaar haast foutloos aan. De baslijn van het euforische Fader steeg boven zichzelf uit, terwijl de single Love Lost bijzonder veel danspasjes en handgeklap wist uit te lokken. Ook het hysterische, instrumentale Drum Song kreeg de mensenzee aan het bewegen en plaveide probleemloos de weg voor een zinderende versie van Sweet Disposition, waarmee het dak van de Marquee er pas echt af ging. Magie met de grote ‘M’. Wij voorspellen deze Aussies andermaal een bijzonder mooie toekomst. Yeasayer kwam de Marquee kort daarna overtuigen met avontuurlijke versies van songs uit hun beide albums (waarvan ‘Odd Blood’ (2010) de doelgroep van de band merkbaar aanspekte). En “versie was wel degelijk het sleutelwoord. Wie dacht dat de Brooklyners zich aan een trans-Atlantische oversteek waagden om een lijstje songs af te werken kwam bedrogen uit. Die aanpak zorgde er helaas ook voor dat de band halverwege de set voor even in een dal belandde met Grizelda, Tightrope en The Children. Maar alle lof voor Yeasayers durf! Wait For The Summer opende de set met een psychedelisch elan. Daarna bleef de band mistig, mysterieus en bij momenten magistraal (zoals tijdens 2080 en het recentere O.N.E.). De bandleden stonden er nooit stoïcijns bij, maar een minimum aan visuele aankleding zou zeker hebben bijgedragen aan de sfeerschepping rond Yeasayers unieke muzikale universum. Een minder waarschijnlijke festivalact was Porcupine Tree. Enkele jaren geleden was het nog ondenkbaar dat deze unieke progband op eender welk hip festival zou spelen. In de Marquee vertaalde het kwartet zijn ingenieuze composities echter naar een vlotte set die door een volle tent werd gadegeslagen. Steven Wilson en zijn gevolg kozen hoofdzakelijk voor het hardere werk en lieten Channel Zero horen hoe het écht moest, door te beginnen met het knoerharde Occam’s Razor. Met Pills I’m Taking - het zo geroemde middendeel van het epische Anesthetize – liet Porcupine Tree horen erg vindingrijk met zijn metalinvloeden om te springen. Net daarvoor had Wilson aan de massa gevraagd: “Is het ok voor jullie als we nu iets zachts spelen?”, alsof hij een reeks slechte ervaringen achter de rug had. Maar voor het publiek was het ok en Lazarus hadden we zelden zo intens te horen gekregen als in deze gedurfde set. Bonnie The Cat was daarbij net iets te complex en té gewaagd voor het bonte festivalpubliek. Hatesong kreeg dan weer de uitgesponnen behandeling die het tijdens zaalconcerten veel beter zou doen. Maar Porcupine Tree liet wel een enorme indruk na. Dat u niemand met een Porcupine Tree T-shirt zag had vooral te maken met het feit dat ze niet te koop waren op het festival. Enkele ogenblikken na de show werden we van de weide weggesommeerd voor een gesprek met Wilson, waardoor we Florence + The Machine grotendeels hebben moeten laten voorbijgaan. We waren nog wel getuige van haar toverachtige verschijning, van een Marquee die haast uit zijn voegen barstte en van straffe versies van You’ve Got The Love, Rabbit Heart (Raise It Up) en Dog Days Are Over. Na een feeërieke Florence Welch doemde het rijk van Empire of the Sun op uit de fundamenten van de Pyramid Marquee. De futuristische alter ego’s van Luke Steele stonden in de schijnwerpers. Tijdens een met beats opgeluisterd Without You ijsbeerde Steele als een getormenteerde bergkoning over het podium. Hij viel geen moment uit zijn rol en werd vereerd door vier dansers, die ruimtepakken ruilden voor oplichtende gitaren en Japanse outfits. Wie zich ooit waagt aan een musical rond de band moet stevig in zijn schoenen om het beter te doen dan het multimediale spektakel van Empire of the Sun zelf. De glitterkitsch deed bij momenten zelfs wat pijn aan de ogen. We Are The People, dat de studioversie akelig dicht benaderde, bleek een perfect fuifnummer, Tiger By My Side was een verschroeiende apotheose en Walking On A Dream maakte de triomf compleet. Ook Duitsland had wat te vieren. Eerder op de dag had de nationale ploeg gemaakt van de Argentijnse equipe. En alsof dat niet genoeg was, mochten twee Duitse acts na de derde dag het licht uitdoen. Booka Shade verzorgde een erg genietbare elektroset, waarop tot ver buiten de tent gedanst werd. De vergelijking met wat voorafging in de Marquee kon het duo echter niet doorstaan. Op weg naar de uitgang passeerden we de Main Stage, waar Rammstein op de poorten van de hel stond te bonken. Die Sonne en afsluiter Ich Will kent iedereen. De innemende strot van Till Lindemann dreunde echter door huiveringwekkende versies. En toen we een van de muzikanten tijdens Haifisch in een rubberboot de mensenzee zagen bevaren, beseften we dat het hoofdpodium tijdens de derde festivaldag toch niet helemaal brandveilig was geweest.

Rock Werchter 2010 - Parallelle universums in de Marquee, één dimensie op de Main Stage

Fabian Desmicht, Kevin Vergauwen

7 juli 2010