Rufus Wainwright - Circusdirecteur

Koninklijk Circus, 1 april 2019

Rufus Wainwright - Circusdirecteur

De snor was er, de kostuums waren er. Enkel de korte beentjes en het ronde buikje ontbraken.

Toetsen  elektronica en ... een mooie stem. Het moet haast wel als je in het voorprogramma van een dergelijke klepper speelt. En Rachel Eckroth schrok daarvoor niet terug. Of ze leek alvast erg zelfzeker, wanneer ze daar achter die batterij toetsen stond en vastberaden verklaarde dat we ons het vroeg opdagen niet zouden beklagen. Maar het kan niet gemakkelijk geweest zijn om je te focussen met dat voortdurende gewriemel van binnendruipende toeschouwers. Het deed ons ietwat aan Feist denken, maar ook weer niet te veel. Ze bracht het er best goed vanaf, weliswaar door omstandigheden zonder echt te schitteren.

We hebben het nooit zo gehad voor de platen van Rufus Wainwright. Daaraan leek altijd wel iets te ontbreken (of misschien eerder te veel aan te zijn), maar op een podium kan hij ons doen smelten. Tot je ons met emmer en dweil kan opvegen. Dat was ook weer zo in het Koninklijk Circus.

Vijfentwintig jaar draait hij al mee in de mallemolen, die de popmuziek is, ook al was hij de afgelopen paar jaar vooral met klassiek en met name met zijn tweede opera, ‘Hadrian’, bezig. Trouwens, er zou ook nog een nieuw popalbum (met Mitchell Froom als producer) op stapel staan. Maar ter gelegenheid van de verjaardag van zijn debuut, trommelde hij nog eens een band bij elkaar om die titelloze eerste plaat en de opvolger, ‘Poses’, in de verf te zetten.

Dat deed hij in twee delen, waarover de twee langspelers netjes werden uitgespreid, aangedikt met enkele gesmaakte covers. In het eerste deel was het Joni Mitchells Both Sides Now, die een sublieme versie meekreeg. Verderop werd One Man Guy, zowaar een nummer van zijn vader, in een nieuw jasje gestoken, dat met die prachtige samenzang wel van The Eagles geleend leek, maar dan wel met Wainwright junior in een glansrol.

Uiteraard mocht een beetje glitter en glamour niet ontbreken. Die bestond voor deze tournee (de gestreepte smoking even niet meegerekend) uit een hoge hoed, een mouwloos glittervestje en een met blinkende stenen ingelegde over-the-top-jas (die overging in zijn broek), waarmee hij als een pauw rondparadeerde, naast een soort van verenmantel, die bij uitstek paste bij het (voor zijn doen) ultradonkere Evil Angel dat met het meer intieme en solo gespeelde In A Graveyard een passend vervolg kreeg. Het is net dat wat ons zo aanspreekt aan Rufus Wainwright: hij is wie hij is, schaamt zich daar helemaal niet voor, maar is er eerder trots op.

Bovendien heeft hij ook de ballen om zich politiek uit te durven spreken. Dat heeft hem altijd al bewogen. Eerder kwam het al tot uiting in zijn Going To A Town, dat in de bisnummers een majestueuze versie kreeg (en ons even deed denken dat “I’m so tired of America” evengoed voor België zou kunnen gelden), maar het bleek eerder ook al, toen hij het eerste deel van de set afsloot met The Sword Of Damocles, waarin hij Donald Trump bijna letterlijk waarschuwt voor de gevolgen van zijn beleid.

Maar naast die ernstige onderwerpen, is er vooral plaats voor liefde in al zijn vormen en voor humor tussen de songs door: zijn aandoenlijke Frans of het verhaaltje dat hij los uit de pols vertelde over de massage, die hem te beurt viel in Barcelona – zei hij nu niet dat hij daar nog nooit geweest was? – en waarbij de masseur bijzonder originele (want gewoon slecht vertaalde) termen ("inspire, expire") gebruikte bij zijn handelingen. Het is net die humor die zijn muziek, die vaak toch zwaar beladen is, zo draagbaar maakt tijdens concerten.

Dat ‘Poses’ werd opgespaard voor het tweede deel van de show was uiteraard geen toeval. Het zijn waarschijnlijk zijn meest toegankelijke nummers, die daarop prijken. Soms neigt het zelfs naar rockmuziek (Shadows) en kreeg de elektrische gitaar zowaar het voortouw in handen met een mooie e-bow-solo tijdens The Consort als gevolg. Helemaal vallen voor de man deden wij bij het titelnummer van de plaat.

En toch… toch zaten er in het eerste deel pareltjes als Barcelona of het solo aan de vleugel (die verder verdacht veel werd bespeeld door zijn muzikanten) gebrachte Milbrook. Het was ook geen toeval dat net in dit deel de cover van Gainsbourgs Le Chanson De Prévert werd opgenomen, die hij in Frankrijk zou gaan zingen met Jane Birkin. In het ‘Poses’-gedeelte had het ongetwijfeld vreemd afgestoken.

Rufus Wainwright heerste over het Koninklijk Circus als een volleerd circusdirecteur, hing soms de clown uit, maar was vooral zichzelf. Dan kan het eigenlijk gewoon niet mislopen.

2 april 2019
Patrick Van Gestel